All you need is love.
And a cat.


A meow massages the heart

shutterstock 543250735

Wat is een vaccinatie?


Vaccineren is een entstof (vaccin) in het lichaam inbrengen. De entstof bestaat uit dode of sterk verzwakte ziektekiemen (microben, virussen of bacteriën) of delen ervan. Het immuunsysteem maakt antistoffen aan. Deze antistoffen blijven in het lichaam aanwezig. Als de echte ziektekiemen het lichaam van uw kat binnendringen, herkent het immuunsysteem die vlugger. De antistoffen die het lichaam dan al heeft door de vaccinatie, kunnen de indringer onmiddellijk neutraliseren. Ook worden er veel sneller nieuwe antistoffen aangemaakt. Niet gevaccineerde katten lopen het risico op ernstige infectieziekten, die levensbedreigend kunnen zijn. Door uw kat een eenvoudige vaccinatie te geven, kan u hem/haar een optimale bescherming geven tegen deze ziekten.

shutterstock 529771924

Vaccinatie van uw kitten


Uw nieuwe kitten begint haar leven met een gedeeltelijk natuurlijke immuniteit die zij van haar moeder heeft meegekregen. Ze krijgen van hun moeder gedurende hun eerste levensweken afweerstoffen mee via de moedermelk, maar na het spenen dalen deze afweerstoffen echter snel, zodat uw kitten weer gevoelig wordt voor deze ziektes. Vaccineren zorgt voor een stimulatie van het eigen afweersysteem en de opbouw van een goede bescherming. Het is absoluut noodzakelijk om uw kitten te laten inenten om haar te beschermen tegen levensbedreigende ziekten en haar zo gezond te houden.

Bij de fokker wordt vaak op de leeftijd van 6 weken een eerste vaccinatie gegeven tegen kattenziekte en niesziekte. De tweede vaccin volgt op de leeftijd van 9 weken en de derde op 12 weken. We kunnen uw kat beschermen tegen Kattenziekte, Niesziekte, Chlamydia, Leucose en eventueel Rabiës en Bordetella.
Na de vaccinatie op 3 maanden leeftijd, wordt de inenting jaarlijks herhaald. Vóór elke vaccinatie wordt de consultatie gestart met een volledig klinisch onderzoek. We controleren onder andere het gewicht, de oren, de ogen, de mond, de tanden, de lymfeklieren, de vacht en de algemene toestand. We ausculteren ook altijd het hart en de longen, en palperen het spijsverteringsstelsel, de melkklieren en de geslachtsdelen.
Indien nodig knippen we de nageltjes en maken we de oortjes proper. Zo kunnen problemen in een vroeg stadium gediagnostiseerd en behandeld worden.

shutterstock 504063007

Vaccinatie van uw volwassen kat


Het afweersysteem van de kat dient op regelmatige basis terug gestimuleerd te worden, zodat uw kat van een optimale bescherming kan genieten. Daarom is het belangrijk om uw kat ieder jaar te laten vaccineren tegen de meest voorkomende en zelfs levensbedreigende ziektes. Je kat krijgt met ons vaccinatieschema een goede bescherming voor de verschillende besmettelijke ziektes, maar niet onnodig veel vaccinaties.
Een tweede reden is dat uw kat bij de jaarlijkse vaccinatie een volledig onderzoek krijgt, zodat de gezondheidstoestand van uw trouwe viervoeter kan worden gecontroleerd. Voor Niesziekte, Chlamydia en evt. Bordetella moet je kat jaarlijks gevaccineerd worden. Voor Kattenziekte, Leucose en Rabiës word je kat om de drie jaar gevaccineerd.

vaccinatie parvo

De voornaamste virale ziekten die voorkomen bij de kat


Kattenziekte, Panleucopenie of Parvovirose

Kattenziekte is een zeer besmettelijke infectie van het maag-darmkanaal die veroorzaakt wordt door het Feline Parvovirus (FPV) en door de ernst van de symptomen een hoog sterftecijfer kent. Het virus is voor 98% identiek aan het parvovirus van de hond en ook de klachten zijn vergelijkbaar maar het wordt niet door de hond veroorzaakt en het is niet besmettelijk voor de hond. Het is daarentegen wel een zeer besmettelijke infectie bij de kat. Het treft vooral kittens omdat hun immuunsysteem nog zo zwak is. Ze zijn nog niet voldoende gevaccineerd of hebben soms onvoldoende moedermelk gehad. Ontlasting van besmette kittens bevat veel virus waardoor de infectie vlot overgedragen wordt van kitten tot kitten. Het virus wordt via de muil opgenomen en komt dan via de maag in de darm terecht waar het een darminfectie veroorzaakt. Na opname van het virus worden de dieren meestal na 7-10 dagen ziek.
De symptomen zijn hoge koorts, hevig braken, bloederige diarree en grote kans op uitdroging door veel verlies aan vocht. Kittens kunnen ook besmet worden in de baarmoeder. Indien ze de besmetting overleven en niet geaborteerd worden, kunnen ze bij de geboorte zenuwsymptomen vertonen. De ernstige symptomen leiden vaak tot de dood. Het is een zeer besmettelijke virusaandoening die een hoog sterftecijfer kent.
Het virus is zeer stabiel in de omgeving en kan nog maandenlang infectieus blijven in de buitenlucht. Het virus is ongevoelig voor de meeste schoonmaakmiddelen en alcohol. Alleen chloor doodt het Parvovirus. Het parvovirus wordt tevens overgebracht via handen, schoenen, kleding, manden en speeltjes van geïnfecteerde honden.
Quarantaine: Omdat het virus erg besmettelijk is, kunnen (mogelijk) besmette dieren het beste in afzondering verzorgd worden. Na herstel kan de kat het virus nog 2 weken uitscheiden. Het is dus verstandig het dier in die periode nog in quarantaine te houden. Als een ontlastingstest Parvo negatief is, is verplaatsen naar een omgeving met goed gevaccineerde katten te overwegen en kan een quarantaineperiode korter zijn. Vaccineer gezonde dieren een keer extra voordat u een ex-parvo patiënt in huis neemt. Voordat dit genezen dier de isolatie verlaat, wordt aangeraden hem goed te wassen: viezigheid in de vacht kan virussen bevatten.

Kattenziekte, Panleucopenie of Parvovirose

Kattenziekte is een zeer besmettelijke infectie van het maag-darmkanaal die veroorzaakt wordt door het Feline Parvovirus (FPV) en door de ernst van de symptomen een hoog sterftecijfer kent. Het virus is voor 98% identiek aan het parvovirus van de hond en ook de klachten zijn vergelijkbaar maar het wordt niet door de hond veroorzaakt en het is niet besmettelijk voor de hond. Het is daarentegen wel een zeer besmettelijke infectie bij de kat. Het treft vooral kittens omdat hun immuunsysteem nog zo zwak is. Ze zijn nog niet voldoende gevaccineerd of hebben soms onvoldoende moedermelk gehad. Ontlasting van besmette kittens bevat veel virus waardoor de infectie vlot overgedragen wordt van kitten tot kitten. Het virus wordt via de muil opgenomen en komt dan via de maag in de darm terecht waar het een darminfectie veroorzaakt. Na opname van het virus worden de dieren meestal na 7-10 dagen ziek.
De symptomen zijn hoge koorts, hevig braken, bloederige diarree en grote kans op uitdroging door veel verlies aan vocht. Kittens kunnen ook besmet worden in de baarmoeder. Indien ze de besmetting overleven en niet geaborteerd worden, kunnen ze bij de geboorte zenuwsymptomen vertonen. De ernstige symptomen leiden vaak tot de dood. Het is een zeer besmettelijke virusaandoening die een hoog sterftecijfer kent.
Het virus is zeer stabiel in de omgeving en kan nog maandenlang infectieus blijven in de buitenlucht. Het virus is ongevoelig voor de meeste schoonmaakmiddelen en alcohol. Alleen chloor doodt het Parvovirus. Het parvovirus wordt tevens overgebracht via handen, schoenen, kleding, manden en speeltjes van geïnfecteerde honden.
Quarantaine: Omdat het virus erg besmettelijk is, kunnen (mogelijk) besmette dieren het beste in afzondering verzorgd worden. Na herstel kan de kat het virus nog 2 weken uitscheiden. Het is dus verstandig het dier in die periode nog in quarantaine te houden. Als een ontlastingstest Parvo negatief is, is verplaatsen naar een omgeving met goed gevaccineerde katten te overwegen en kan een quarantaineperiode korter zijn. Vaccineer gezonde dieren een keer extra voordat u een ex-parvo patiënt in huis neemt. Voordat dit genezen dier de isolatie verlaat, wordt aangeraden hem goed te wassen: viezigheid in de vacht kan virussen bevatten.
Niesziekte
Niesziekte is de meest voorkomende infectieziekte bij de kat. Het is een uiterst besmettelijke aandoening die alle slijmvliezen van het lichaam aantast en waar katten flink ziek van kunnen zijn. De ziekte wordt verspreid door katten. De belangrijkste manier van verspreiding is via kleine vochtdruppeltjes beladen met ziekteverwekkers die een besmette kat door te niezen de lucht inblaast. Vooral op plaatsen waar veel katten bij elkaar zitten in een kleine ruimte, zoals cattery's, asiels of dierenpensions, kunnen epidemieën uitbreken.
De belangrijkste veroorzakers zijn het Feliene Herpesvirus (FHV), het Feliene Calicivirus (FCV), en Chlamydia-bacteriën (Bordetella bronchiseptica, Chlamydophila, Mycoplasma). Katten van alle leeftijden en rassen kunnen niesziekte krijgen. Niesziekte kan snel verergeren en er voor zorgen dat een kat doodziek wordt. Daarbij komt dat niesziekte chronisch kan worden. Snel ingrijpen is dus belangrijk.
Geïnfecteerde katten gaan niezen, snotteren en krijgen vieze ogen en koorts. In sommige gevallen heeft de kat last van pijnlijke zweren in de mond, die de voedselopname kunnen belemmeren. Katten die herstellen van deze niesziekte, blijven drager van deze virussen. Ze blijven dus deze ziektekiemen uitscheiden..
Ongevaccineerde katten, kittens, oude katten en katten met een verminderde weerstand hebben een grotere kans om ernstig ziek te worden van niesziekte. Behalve een neusverkoudheid kunnen deze dieren ook een longontsteking krijgen. Door een slechte eetlust en uitdroging kan de algemene gezondheid van deze dieren snel verslechteren.
Sommige dieren hebben ook overmatig kwijlen door keelpijn (zweren). De zweertjes op de tong en het gehemelte worden veroorzaakt door het feline calicivirus. Ze kunnen beschadigingen van het hoornvlies (het doorzichtige deel van het oog) oplopen, hoesten, gaan manken of aborteren. In het ergste geval kunnen dieren aan de ziekte overlijden

Sommige katten houden blijvende schade over aan de ziekte. Door vergroeiingen in de neus hoopt hier slijm op, wat een goede voedingsbodem is voor bacteriën. Het is goed mogelijk, dat de kat de hele tijd blijft snotteren, of dat de verschijnselen wel weggaan, maar steeds terugkomen.

De virussen worden uitgescheiden via de tranen, speeksel en neusuitvloeiing van zieke katten. Ook na herstel kan een dier nog maanden (soms levenslang) het Feliene Calicivirus bij zich dragen en andere katten besmetten. Het Calicivirus blijft in 10-40% van de gevallen aanwezig in de keelamandelen, nadat de kat de niesziekte overwonnen lijkt te hebben. En zo kan de kat zichzelf weer besmetten en ook andere katten.
Ook het herpesvirus blijft in het zenuwweefsel van de kat aanwezig. Af en toe kan het virus weer actief worden en dan gaat het zich weer vermeerderen in de voorste luchtwegen en het oogslijmvlies. Bij het herpesvirus kan er dus sprake zijn van een her-infectie van binnenuit (vergelijk het met een koortslip). Zo’n herinfectie duurt vaak maar 3-5 dagen, omdat er snel een immuunrespons is.

Behalve door direct contact, kunnen de virussen ook overgedragen worden via de omgeving, handen en kleding. Het Calicivirus kan wel 10 dagen buiten de kat overleven.
Katten die nooit in contact komen met andere katten, kunnen op die manier toch niesziekte krijgen. We raden daarom aan om alle katten te vaccineren, ook de katten die nooit buiten komen.

Alcohol en de meeste andere desinfectantia doden het Calicivirus niet. Alleen hitte (kleding wassen op 60 graden) en chloor doden het Calicivirus.
Asielmedewerkers wordt aangeraden niesziekte katten te isoleren van gezonde katten (aparte ruimte, aparte water- en voederbakken) en beschermende kleding te dragen.

Niesziekte is over het algemeen niet besmettelijk voor de mens. Alleen Bordetella bronchiseptica (komt alleen voor bij katten die leven in grote groepen) kan besmettelijk zijn voor mensen met een slechte weerstand.


Kattenleucose of kattenleukemievirus
Leucose is een frequent voorkomende en belangrijke oorzaak van ziekte en dood bij katten. De ziekte ontstaat ten gevolge van een infectie met het Feliene Leucemie Virus (FeLV). Vooral speeksel bevat hoge concentraties virus en dit is ook de voornaamste manier van overdracht van de ene kat op de andere. FeLV wordt voornamelijk door langdurig sociaal contact met andere katten overgedragen. Denk bijvoorbeeld aan uit elkaars bakje eten of elkaar wassen. Besmetting kan ook optreden bij vecht- en bijtwonden, tijdens het paren of bij contact met besmette urine of mest. Een drachtige poes kan het virus via de placenta overbrengen op haar kittens en later via de moedermelk. Dit kan leiden tot abortus of geboorteafwijkingen maar er kunnen ook gezonde kittens geboren worden die virusdrager blijven.
De tijd tussen de infectie en het ontstaan van de ziekte kan zeer lang in beslag nemen (soms jaren). Een kat die besmet is met dit virus kan er dus perfect gezond uitzien, maar vormt wel een groot gevaar voor haar soortgenoten. Het virus infecteert, beschadigt en doodt de witte bloedcellen die instaan voor de afweer. Hierdoor kunnen ze hun werking niet meer naar behoren uitvoeren. Dit geeft een ziektebeeld dat grote gelijkenissen vertoont met FIV of kattenaids.
Vaak zien we secundaire gevolgen van de infectie door een verminderde afweer, waaronder FIP, toxoplasmose, bacteriële ontstekingen, tandvleesontstekingen, abcessen, huidontstekingen en oogonstekingen (uveitis). Bloedarmoede treedt op bij ongeveer 25% van de besmette katten. Het virus kan namelijk de rode bloedcellen in het beenmerg infecteren en daar een daling van het aantal rode bloedcellen bewerkstelligen of zelfs de aanmaak van abnormale rode bloedcellen in de hand werken welke niet normaal functioneren. In anderen gevallen induceert het virus het kapotmaken van de rode bloedcellen door het eigen immuunsysteem van de kat. Katten die bloedarmoede hebben, vertonen symptomen van zwakte en sufheid. In ongeveer 15% van de besmette katten ontwikkelt er zich kanker. De meest voorkomende vorm van kanker is lymfoma, een kanker van de lymfocyten (een type van witte bloedcellen) welke resulteert in de vorming van tumoren ofwel leukemie waarbij er tumorcellen aanwezig zijn in de bloedbaan. De vorming van tumoren kan op verschillende plaatsen in het lichaam zoals de ingewanden, de nieren, de ogen en de neus. Bij leukemie is er tumorale woekering in verschillende lymfeknopen en op andere plaatsen in het lichaam.
Met behulp van een bloedonderzoek, kunnen we een zekere diagnose stellen.
Niet alle katten die in contact komen met het leucemie virus krijgen ook daadwerkelijk de ziekte leucose. Men heeft vastgesteld dat voornamelijk jonge kittens gevoelig zijn voor het ontwikkelen van de ziekte. Oudere katten schijnen in vele gevallen een afweer tegen het virus te ontwikkelen.
In tegenstelling tot FIV is er wel een vaccin beschikbaar tegen het leucemie virus. Er zijn verschillende vaccins op de markt die bescherming bieden tegen het leukemievirus. De bedoeling van deze vaccins is katten te beschermen die in aanraking komen met het virus en dus te verhinderen dat deze dieren geïnfecteerd geraken. Al de leukosevaccins hebben als doel de immuunrespons van het dier te stimuleren zodat het virus verhindert wordt het lichaam binnen te dringen.
Jammer genoeg is geen enkel vaccin 100% afdoende.
Vaccinatie is ten zeerst aangeraden bij dieren met een hoog riscio op contact met het virus, zoals buitenlevende katten en katten die in de buurt van besmette katten leven.
Soms is het aangewezen de kat vooraf aan vaccinatie te testen op leukose, bijvoorbeeld bij het introduceren van een nieuwe kat in het gezin. Een geïnfecteerde kat hoeft er namelijk aanvankelijk helemaal niet ziek uit te zien maar kan wel besmet zijn met het virus en dus een risico vormen voor de andere katten uit het gezin. Het is uiteraard ook aan te raden met leukose geïnfecteerde katten gescheiden te houden van niet-gevaccineerde katten.
Hondsdolheid (rabiës- razernij )

Rabiës is de Latijnse naam voor hondsdolheid en is uiterst gevaarlijk voor mens en dier. Het virus wordt verspreid door het speeksel van besmette zoogdieren, meestal (maar niet altijd) carnivoren (onder andere katten, honden, vossen, apen en vleermuizen). Met rabiës besmette dieren zijn niet altijd te herkennen, sommige dieren dragen het virus bij zich zonder er zichtbaar last van te hebben. De tijd tussen besmetting en het ontstaan van verschijnselen kan echter maanden in beslag nemen. Verdacht is het als een dier agressief en onrustig is, of als een dier dat normaal in het wild leeft zoals een vos abnormaal tam is.

Rabiës is de enige officieel verplichte vaccinatie in Europa. Een aantal landen, waaronder ook België, is vrij van rabiës en wil dit ook blijven. In België is sinds 1 maart 2016 vaccinatie niet meer verplicht, terwijl dat nog het geval was voor honden ten zuiden van Samber en Maas en op alle campings in België. Sommige landen stellen strenge eisen zoals quarantaine, enting gevolgd door bepaling van afweerstoffen in bloed voordat een huisdier in het land wordt toegelaten. Soms worden door bepaalde landen (o.a. Groot-Brittannië, Zweden,…) nog extra verplichtingen ingesteld. Elders in Europa is rabiës nog een levensgroot probleem en dit vooral in de oostelijk gelegen landen. Daar wordt de ziekte niet enkel vastgesteld bij vossen, maar ook bij andere wilde carnivoren, zoals de wasbeerhond. De Europese Commissie probeert daar de bestrijding te versterken door het ondersteunen van de diverse bestrijdingsprogramma’s opgestart door de autoriteiten van deze landen.

Daarom is het belangrijk dat u, als u uw kat mee wilt nemen naar het buitenland, tijdig de Ambassade van het land waar u naartoe wil contacteert. In Scandinavische landen, Verenigd Koninkrijk, Malta,... kan de totale procedure wel een half jaar in beslag nemen.
Het bewijs van vaccinatie wordt in het Europees paspoort genoteerd door de dierenarts en is, voor de meeste Europese landen, 3 jaar geldig. Hou er rekening mee dat het vaccin ten vroegste op 12 weken leeftijd gezet wordt indien u naar het buitenland wil en pas 21 dagen na toediening werkzaam is! Zorg dus dat u minimum 3 weken voor vertrek uw kat laat vaccineren tegen Hondsdolheid.








Katten-AIDS virus of Feline Immunodeficiency Virus (FIV)
FIV is een besmettelijk virus dat voorkomt bij de kat en de afweercellen van het lichaam aantast. Hierdoor wordt de algemene afweer van de kat verminderd. Het virus is verwant met HIV, het virus dat bij de mens AIDS veroorzaakt. Zowel FIV als HIV zijn niet overdraagbaar van mens naar kat of van kat naar mens.
Het virus kan tussen katten worden overgebracht via vecht- en bijtwonden en door seksueel contact. Ongecastreerde katers vechten meer en hebben dus een verhoogd risico op het krijgen van dit virus. Er zijn echter ook aanwijzingen dat normaal contact tussen katten (via oraal, rectaal en vaginale afscheiding) de ziekte kan overbrengen. Een drachtige poes kan het virus via de placenta overbrengen op haar kittens en later via de moedermelk.
Het FIV-virus beschadigt of doodt de cellen van het immuunsysteem (witte bloedcellen). Dit veroorzaakt een geleidelijke achteruitgang van het immuunsysteem. In een vroeg stadium van FIV is het mogelijk dat er geen uiterlijke symptomen zijn. Het immuunsysteem is zeer belangrijk bij het afweren van infecties en daarom lopen FIV-positieve katten een groter risico op besmetting door andere virussen of bacteriën.

Het virus tast de immuniteit van de kat geleidelijk aan waardoor deze vatbaar wordt voor secundaire infecties. Tussen het moment van besmetting met FIV en het optreden van ziekteverschijnselen kan, net zoals bij de mens, een lange periode van maanden tot jaren liggen.
In het beginstadium van de infectie kan de kat wat koorts hebben, in het bloed kan dan een verlaging van het aantal witte bloedcellen worden gezien. Meestal gaat de infectie echter ongemerkt voorbij. FIV nestelt zich in de cellen van de kat, het wordt ingebouwd in de genetische informatie, de chromosomen, het "genoom". Hierdoor blijft elke geïnfecteerde kat het virus levenslang dragen en kan er op elk ogenblik een aanmaak van het virus optreden.
Bij deze ogenschijnlijk gezonde katten is het virus altijd aan te tonen in het bloed. Ook zijn er, net als bij mensen, antistoffen tegen FIV te vinden.
In eerste instantie (2-6 maanden na infectie) heeft het dier vage klachten: moe, slechte vacht, koorts, vergrote lymfeknopen. In tweede instantie (maanden tot jaren na de infectie) kan de kat afvallen, ontstekingen van het tandvlees of mondholte ontwikkelen of een blijvende diarree krijgen. Ook ontstekingen van de luchtwegen, urinewegen (blaasontsteking) en huid komen vaak voor. De meest voorkomende kanker veroorzaakt door FIV is maligne lymfoom/leukemie.
De meeste katten hebben dus een voorgeschiedenis van regelmatig ziek zijn achter de rug. Men ziet bij dit wisselend ziek en gezond zijn, ook een stijging en daling van de witte en rode bloedcellen. Bij elke nieuwe periode van ziek zijn, zakken de bloedcellen steeds verder weg naar lagere waarden. Het dier zal steeds verder verzwakken. In het typische AIDS-stadium zijn ze sterk vermagerd, hebben bloedarmoede en gebrek aan witte bloedcellen. Uiteindelijk sterft de kat aan haar ziekte.

Een besmetting met FIV stellen we vast met behulp van een bloedtest. Er bestaat helaas geen vaccin tegen kattenaids.

Feliene infectieuze peritonitis of FIP bij de kat

Feliene infectueuze peritonitis, (besmettelijke buikvliesontsteking bij de kat) of kortweg FIP is een fatale, ongeneeslijke ziekte bij katten. Men vermoedt dat ze veroorzaakt wordt door het Feline Infectious Peritonitis Virus (FIPV), dat een mutatie is van het Feliene Coronavirus. Het Feliene Coronavirus is in eerste instantie onschuldig en veroorzaakt alleen wat lichte diarree, echter als het muteert kan de bijna altijd dodelijke ziekte FIP ontstaan.
Normaal gesproken zorgen witte bloedcellen voor de afweer tegen ziekten. Het gemuteerde virus kan in bepaalde witte bloedcellen indringen en groeien, met name in macrofagen. De hevige afweerreactie van het eigen lichaam zorgt voor uitgebreide ontstekingen aan de bloedvaten van de weefsels die de geïnfecteerde cellen bevatten. Dit zijn vaak organen in de buik of in de hersenen.
FIP is niet besmettelijk, maar het coronavirus wel.

Het Feliene Coronavirus is een vrij gebruikelijk virus, met name waar grote groepen katten samen gehouden worden (asiels, catteries, etc.). Katten worden geïnfecteerd door inademing of inslikken van het virus. De meest voorkomende bron is ontlasting, alhoewel besmette oppervlaktes, zoals etensbordjes en kleding, het virus eveneens kunnen overbrengen.
Ondanks de aanwezigheid van het Coronavirus krijgen de meeste geïnfecteerde katten geen FIP. Veel katten komen in hun leven het virus wel een keer tegen. Meestal heeft de blootstelling aan het Coronavirus enkel lichte diarree tot gevolg en vertoont de kat verder geen signalen. Het grootste deel van de dieren dat in contact komt met het normale virus, overwint het virus, voordat het kwaadaardig kan worden. Een deel van de katten, die ooit een infectie met het Coronavirus hebben doorgemaakt kan drager blijven, het virus blijft dan aanwezig in het lichaam. Deze katten zijn hier niet ziek van maar ze kunnen het virus wel doorgeven aan andere katten.
Bij iedere met Coronavirus geïnfecteerde kat bestaat het risico dat het virus muteert in FIP. Deze kans is groter bij katten met een lage weerstand, bijvoorbeeld erg jonge of erg oude katten. Men vermoedt ook een genetische overdraaglijkheid van ontvankelijkheid voor het virus.

FIP bestaat in twee vormen: acute FIP (natte FIP) en chronische FIP (droge FIP). Beide vormen zijn fataal, maar de acute vorm komt meer voor (60-70% van alle gevallen zijn natte FIP) en ontwikkelt zich sneller dan de droge vorm. Sommige dieren hebben een mengvorm, nat en droog.

Typisch voor de natte vorm van FIP is het samenkomen van vocht in de borst- of buikholte, waardoor ademhalingsproblemen of buikpijn ontstaan. Andere symptomen zijn lusteloosheid, koorts, gewichtsverlies, geelzucht en diarree.
Ook bij droge FIP manifesteert zich de lusteloosheid, koorts, geelzucht, diarree en het gewichtsverlies, maar de verzameling van vocht blijft uit. Typisch voor een kat met droge FIP is de uitval van het neurologisch systeem. Het kan bijvoorbeeld moeilijk worden om op te staan, te lopen en uiteindelijk kan de kat verlamd raken.
Aangezien er geen genezing voor FIP mogelijk is, is de behandeling van FIP gericht op bestrijding van de symptomen en palliatief. Doorgaans wordt de eigenaar van de kat geadviseerd om het de kat zo makkelijk mogelijk te maken, totdat duidelijk is dat de kat te veel lijdt. Prednison of andere onderdrukkende medicatie kan het leven van de kat nog enkele weken of maanden verlengen, maar geeft een contra-indicatie op bepaalde infecties. Natte FIP ontwikkelt zich bovendien vaak te snel om ingrijpen mogelijk te maken.
De bestrijding van de goedaardige variant van het virus verkleint de kans op het krijgen van FIP. Het coronavirus verspreidt zich via de ontlasting. Door de kattenbak zo schoon mogelijk te houden en vaak te ontsmetten kunt u de kans op besmetting verkleinen. Ook katten met FIP kunnen het coronavirus uitscheiden. Om die reden raden wij u aan om de eerste 2 maanden na het overlijden van een kat met FIP geen nieuwe kat in huis te nemen.
Er bestaat een inenting tegen FIP, maar de werkzaamheid is niet bewezen. Vaccinatie wordt in zijn algemeenheid niet aangeraden en beschermt niet tegen mutatie van het Feliene Coronavirus in een kat die al besmet is. Vaccinatie heeft waarschijnlijk alleen zin bij de bestrijding van FIP in een cattery.
Voor de cattery bestaat een bestrijdingsprogramma. In dit bestrijdingsprogramma kunnen kittens ingeënt worden, die op een leeftijd van 5 à 6 weken worden weggehaald bij poezen-moeders die positief getest werden op de ziekte.Kattenziekte, Panleucopenie of Parvovirose

Kattenziekte is een zeer besmettelijke infectie van het maag-darmkanaal die veroorzaakt wordt door het Feline Parvovirus (FPV) en door de ernst van de symptomen een hoog sterftecijfer kent. Het virus is voor 98% identiek aan het parvovirus van de hond en ook de klachten zijn vergelijkbaar maar het wordt niet door de hond veroorzaakt en het is niet besmettelijk voor de hond. Het is daarentegen wel een zeer besmettelijke infectie bij de kat. Het treft vooral kittens omdat hun immuunsysteem nog zo zwak is. Ze zijn nog niet voldoende gevaccineerd of hebben soms onvoldoende moedermelk gehad. Ontlasting van besmette kittens bevat veel virus waardoor de infectie vlot overgedragen wordt van kitten tot kitten. Het virus wordt via de muil opgenomen en komt dan via de maag in de darm terecht waar het een darminfectie veroorzaakt. Na opname van het virus worden de dieren meestal na 7-10 dagen ziek.
De symptomen zijn hoge koorts, hevig braken, bloederige diarree en grote kans op uitdroging door veel verlies aan vocht. Kittens kunnen ook besmet worden in de baarmoeder. Indien ze de besmetting overleven en niet geaborteerd worden, kunnen ze bij de geboorte zenuwsymptomen vertonen. De ernstige symptomen leiden vaak tot de dood. Het is een zeer besmettelijke virusaandoening die een hoog sterftecijfer kent.
Het virus is zeer stabiel in de omgeving en kan nog maandenlang infectieus blijven in de buitenlucht. Het virus is ongevoelig voor de meeste schoonmaakmiddelen en alcohol. Alleen chloor doodt het Parvovirus. Het parvovirus wordt tevens overgebracht via handen, schoenen, kleding, manden en speeltjes van geïnfecteerde honden.
Quarantaine: Omdat het virus erg besmettelijk is, kunnen (mogelijk) besmette dieren het beste in afzondering verzorgd worden. Na herstel kan de kat het virus nog 2 weken uitscheiden. Het is dus verstandig het dier in die periode nog in quarantaine te houden. Als een ontlastingstest Parvo negatief is, is verplaatsen naar een omgeving met goed gevaccineerde katten te overwegen en kan een quarantaineperiode korter zijn. Vaccineer gezonde dieren een keer extra voordat u een ex-parvo patiënt in huis neemt. Voordat dit genezen dier de isolatie verlaat, wordt aangeraden hem goed te wassen: viezigheid in de vacht kan virussen bevatten.
Niesziekte
Niesziekte is de meest voorkomende infectieziekte bij de kat. Het is een uiterst besmettelijke aandoening die alle slijmvliezen van het lichaam aantast en waar katten flink ziek van kunnen zijn. De ziekte wordt verspreid door katten. De belangrijkste manier van verspreiding is via kleine vochtdruppeltjes beladen met ziekteverwekkers die een besmette kat door te niezen de lucht inblaast. Vooral op plaatsen waar veel katten bij elkaar zitten in een kleine ruimte, zoals cattery's, asiels of dierenpensions, kunnen epidemieën uitbreken.
De belangrijkste veroorzakers zijn het Feliene Herpesvirus (FHV), het Feliene Calicivirus (FCV), en Chlamydia-bacteriën (Bordetella bronchiseptica, Chlamydophila, Mycoplasma). Katten van alle leeftijden en rassen kunnen niesziekte krijgen. Niesziekte kan snel verergeren en er voor zorgen dat een kat doodziek wordt. Daarbij komt dat niesziekte chronisch kan worden. Snel ingrijpen is dus belangrijk.
Geïnfecteerde katten gaan niezen, snotteren en krijgen vieze ogen en koorts. In sommige gevallen heeft de kat last van pijnlijke zweren in de mond, die de voedselopname kunnen belemmeren. Katten die herstellen van deze niesziekte, blijven drager van deze virussen. Ze blijven dus deze ziektekiemen uitscheiden..
Ongevaccineerde katten, kittens, oude katten en katten met een verminderde weerstand hebben een grotere kans om ernstig ziek te worden van niesziekte. Behalve een neusverkoudheid kunnen deze dieren ook een longontsteking krijgen. Door een slechte eetlust en uitdroging kan de algemene gezondheid van deze dieren snel verslechteren.
Sommige dieren hebben ook overmatig kwijlen door keelpijn (zweren). De zweertjes op de tong en het gehemelte worden veroorzaakt door het feline calicivirus. Ze kunnen beschadigingen van het hoornvlies (het doorzichtige deel van het oog) oplopen, hoesten, gaan manken of aborteren. In het ergste geval kunnen dieren aan de ziekte overlijden

Sommige katten houden blijvende schade over aan de ziekte. Door vergroeiingen in de neus hoopt hier slijm op, wat een goede voedingsbodem is voor bacteriën. Het is goed mogelijk, dat de kat de hele tijd blijft snotteren, of dat de verschijnselen wel weggaan, maar steeds terugkomen.

De virussen worden uitgescheiden via de tranen, speeksel en neusuitvloeiing van zieke katten. Ook na herstel kan een dier nog maanden (soms levenslang) het Feliene Calicivirus bij zich dragen en andere katten besmetten. Het Calicivirus blijft in 10-40% van de gevallen aanwezig in de keelamandelen, nadat de kat de niesziekte overwonnen lijkt te hebben. En zo kan de kat zichzelf weer besmetten en ook andere katten.
Ook het herpesvirus blijft in het zenuwweefsel van de kat aanwezig. Af en toe kan het virus weer actief worden en dan gaat het zich weer vermeerderen in de voorste luchtwegen en het oogslijmvlies. Bij het herpesvirus kan er dus sprake zijn van een her-infectie van binnenuit (vergelijk het met een koortslip). Zo’n herinfectie duurt vaak maar 3-5 dagen, omdat er snel een immuunrespons is.

Behalve door direct contact, kunnen de virussen ook overgedragen worden via de omgeving, handen en kleding. Het Calicivirus kan wel 10 dagen buiten de kat overleven.
Katten die nooit in contact komen met andere katten, kunnen op die manier toch niesziekte krijgen. We raden daarom aan om alle katten te vaccineren, ook de katten die nooit buiten komen.

Alcohol en de meeste andere desinfectantia doden het Calicivirus niet. Alleen hitte (kleding wassen op 60 graden) en chloor doden het Calicivirus.
Asielmedewerkers wordt aangeraden niesziekte katten te isoleren van gezonde katten (aparte ruimte, aparte water- en voederbakken) en beschermende kleding te dragen.

Niesziekte is over het algemeen niet besmettelijk voor de mens. Alleen Bordetella bronchiseptica (komt alleen voor bij katten die leven in grote groepen) kan besmettelijk zijn voor mensen met een slechte weerstand.


Kattenleucose of kattenleukemievirus
Leucose is een frequent voorkomende en belangrijke oorzaak van ziekte en dood bij katten. De ziekte ontstaat ten gevolge van een infectie met het Feliene Leucemie Virus (FeLV). Vooral speeksel bevat hoge concentraties virus en dit is ook de voornaamste manier van overdracht van de ene kat op de andere. FeLV wordt voornamelijk door langdurig sociaal contact met andere katten overgedragen. Denk bijvoorbeeld aan uit elkaars bakje eten of elkaar wassen. Besmetting kan ook optreden bij vecht- en bijtwonden, tijdens het paren of bij contact met besmette urine of mest. Een drachtige poes kan het virus via de placenta overbrengen op haar kittens en later via de moedermelk. Dit kan leiden tot abortus of geboorteafwijkingen maar er kunnen ook gezonde kittens geboren worden die virusdrager blijven.
De tijd tussen de infectie en het ontstaan van de ziekte kan zeer lang in beslag nemen (soms jaren). Een kat die besmet is met dit virus kan er dus perfect gezond uitzien, maar vormt wel een groot gevaar voor haar soortgenoten. Het virus infecteert, beschadigt en doodt de witte bloedcellen die instaan voor de afweer. Hierdoor kunnen ze hun werking niet meer naar behoren uitvoeren. Dit geeft een ziektebeeld dat grote gelijkenissen vertoont met FIV of kattenaids.
Vaak zien we secundaire gevolgen van de infectie door een verminderde afweer, waaronder FIP, toxoplasmose, bacteriële ontstekingen, tandvleesontstekingen, abcessen, huidontstekingen en oogonstekingen (uveitis). Bloedarmoede treedt op bij ongeveer 25% van de besmette katten. Het virus kan namelijk de rode bloedcellen in het beenmerg infecteren en daar een daling van het aantal rode bloedcellen bewerkstelligen of zelfs de aanmaak van abnormale rode bloedcellen in de hand werken welke niet normaal functioneren. In anderen gevallen induceert het virus het kapotmaken van de rode bloedcellen door het eigen immuunsysteem van de kat. Katten die bloedarmoede hebben, vertonen symptomen van zwakte en sufheid. In ongeveer 15% van de besmette katten ontwikkelt er zich kanker. De meest voorkomende vorm van kanker is lymfoma, een kanker van de lymfocyten (een type van witte bloedcellen) welke resulteert in de vorming van tumoren ofwel leukemie waarbij er tumorcellen aanwezig zijn in de bloedbaan. De vorming van tumoren kan op verschillende plaatsen in het lichaam zoals de ingewanden, de nieren, de ogen en de neus. Bij leukemie is er tumorale woekering in verschillende lymfeknopen en op andere plaatsen in het lichaam.
Met behulp van een bloedonderzoek, kunnen we een zekere diagnose stellen.
Niet alle katten die in contact komen met het leucemie virus krijgen ook daadwerkelijk de ziekte leucose. Men heeft vastgesteld dat voornamelijk jonge kittens gevoelig zijn voor het ontwikkelen van de ziekte. Oudere katten schijnen in vele gevallen een afweer tegen het virus te ontwikkelen.
In tegenstelling tot FIV is er wel een vaccin beschikbaar tegen het leucemie virus. Er zijn verschillende vaccins op de markt die bescherming bieden tegen het leukemievirus. De bedoeling van deze vaccins is katten te beschermen die in aanraking komen met het virus en dus te verhinderen dat deze dieren geïnfecteerd geraken. Al de leukosevaccins hebben als doel de immuunrespons van het dier te stimuleren zodat het virus verhindert wordt het lichaam binnen te dringen.
Jammer genoeg is geen enkel vaccin 100% afdoende.
Vaccinatie is ten zeerst aangeraden bij dieren met een hoog riscio op contact met het virus, zoals buitenlevende katten en katten die in de buurt van besmette katten leven.
Soms is het aangewezen de kat vooraf aan vaccinatie te testen op leukose, bijvoorbeeld bij het introduceren van een nieuwe kat in het gezin. Een geïnfecteerde kat hoeft er namelijk aanvankelijk helemaal niet ziek uit te zien maar kan wel besmet zijn met het virus en dus een risico vormen voor de andere katten uit het gezin. Het is uiteraard ook aan te raden met leukose geïnfecteerde katten gescheiden te houden van niet-gevaccineerde katten.
Hondsdolheid (rabiës- razernij )

Rabiës is de Latijnse naam voor hondsdolheid en is uiterst gevaarlijk voor mens en dier. Het virus wordt verspreid door het speeksel van besmette zoogdieren, meestal (maar niet altijd) carnivoren (onder andere katten, honden, vossen, apen en vleermuizen). Met rabiës besmette dieren zijn niet altijd te herkennen, sommige dieren dragen het virus bij zich zonder er zichtbaar last van te hebben. De tijd tussen besmetting en het ontstaan van verschijnselen kan echter maanden in beslag nemen. Verdacht is het als een dier agressief en onrustig is, of als een dier dat normaal in het wild leeft zoals een vos abnormaal tam is.

Rabiës is de enige officieel verplichte vaccinatie in Europa. Een aantal landen, waaronder ook België, is vrij van rabiës en wil dit ook blijven. In België is sinds 1 maart 2016 vaccinatie niet meer verplicht, terwijl dat nog het geval was voor honden ten zuiden van Samber en Maas en op alle campings in België. Sommige landen stellen strenge eisen zoals quarantaine, enting gevolgd door bepaling van afweerstoffen in bloed voordat een huisdier in het land wordt toegelaten. Soms worden door bepaalde landen (o.a. Groot-Brittannië, Zweden,…) nog extra verplichtingen ingesteld. Elders in Europa is rabiës nog een levensgroot probleem en dit vooral in de oostelijk gelegen landen. Daar wordt de ziekte niet enkel vastgesteld bij vossen, maar ook bij andere wilde carnivoren, zoals de wasbeerhond. De Europese Commissie probeert daar de bestrijding te versterken door het ondersteunen van de diverse bestrijdingsprogramma’s opgestart door de autoriteiten van deze landen.

Daarom is het belangrijk dat u, als u uw kat mee wilt nemen naar het buitenland, tijdig de Ambassade van het land waar u naartoe wil contacteert. In Scandinavische landen, Verenigd Koninkrijk, Malta,... kan de totale procedure wel een half jaar in beslag nemen.
Het bewijs van vaccinatie wordt in het Europees paspoort genoteerd door de dierenarts en is, voor de meeste Europese landen, 3 jaar geldig. Hou er rekening mee dat het vaccin ten vroegste op 12 weken leeftijd gezet wordt indien u naar het buitenland wil en pas 21 dagen na toediening werkzaam is! Zorg dus dat u minimum 3 weken voor vertrek uw kat laat vaccineren tegen Hondsdolheid.








Katten-AIDS virus of Feline Immunodeficiency Virus (FIV)
FIV is een besmettelijk virus dat voorkomt bij de kat en de afweercellen van het lichaam aantast. Hierdoor wordt de algemene afweer van de kat verminderd. Het virus is verwant met HIV, het virus dat bij de mens AIDS veroorzaakt. Zowel FIV als HIV zijn niet overdraagbaar van mens naar kat of van kat naar mens.
Het virus kan tussen katten worden overgebracht via vecht- en bijtwonden en door seksueel contact. Ongecastreerde katers vechten meer en hebben dus een verhoogd risico op het krijgen van dit virus. Er zijn echter ook aanwijzingen dat normaal contact tussen katten (via oraal, rectaal en vaginale afscheiding) de ziekte kan overbrengen. Een drachtige poes kan het virus via de placenta overbrengen op haar kittens en later via de moedermelk.
Het FIV-virus beschadigt of doodt de cellen van het immuunsysteem (witte bloedcellen). Dit veroorzaakt een geleidelijke achteruitgang van het immuunsysteem. In een vroeg stadium van FIV is het mogelijk dat er geen uiterlijke symptomen zijn. Het immuunsysteem is zeer belangrijk bij het afweren van infecties en daarom lopen FIV-positieve katten een groter risico op besmetting door andere virussen of bacteriën.

Het virus tast de immuniteit van de kat geleidelijk aan waardoor deze vatbaar wordt voor secundaire infecties. Tussen het moment van besmetting met FIV en het optreden van ziekteverschijnselen kan, net zoals bij de mens, een lange periode van maanden tot jaren liggen.
In het beginstadium van de infectie kan de kat wat koorts hebben, in het bloed kan dan een verlaging van het aantal witte bloedcellen worden gezien. Meestal gaat de infectie echter ongemerkt voorbij. FIV nestelt zich in de cellen van de kat, het wordt ingebouwd in de genetische informatie, de chromosomen, het "genoom". Hierdoor blijft elke geïnfecteerde kat het virus levenslang dragen en kan er op elk ogenblik een aanmaak van het virus optreden.
Bij deze ogenschijnlijk gezonde katten is het virus altijd aan te tonen in het bloed. Ook zijn er, net als bij mensen, antistoffen tegen FIV te vinden.
In eerste instantie (2-6 maanden na infectie) heeft het dier vage klachten: moe, slechte vacht, koorts, vergrote lymfeknopen. In tweede instantie (maanden tot jaren na de infectie) kan de kat afvallen, ontstekingen van het tandvlees of mondholte ontwikkelen of een blijvende diarree krijgen. Ook ontstekingen van de luchtwegen, urinewegen (blaasontsteking) en huid komen vaak voor. De meest voorkomende kanker veroorzaakt door FIV is maligne lymfoom/leukemie.
De meeste katten hebben dus een voorgeschiedenis van regelmatig ziek zijn achter de rug. Men ziet bij dit wisselend ziek en gezond zijn, ook een stijging en daling van de witte en rode bloedcellen. Bij elke nieuwe periode van ziek zijn, zakken de bloedcellen steeds verder weg naar lagere waarden. Het dier zal steeds verder verzwakken. In het typische AIDS-stadium zijn ze sterk vermagerd, hebben bloedarmoede en gebrek aan witte bloedcellen. Uiteindelijk sterft de kat aan haar ziekte.

Een besmetting met FIV stellen we vast met behulp van een bloedtest. Er bestaat helaas geen vaccin tegen kattenaids.

Feliene infectieuze peritonitis of FIP bij de kat

Feliene infectueuze peritonitis, (besmettelijke buikvliesontsteking bij de kat) of kortweg FIP is een fatale, ongeneeslijke ziekte bij katten. Men vermoedt dat ze veroorzaakt wordt door het Feline Infectious Peritonitis Virus (FIPV), dat een mutatie is van het Feliene Coronavirus. Het Feliene Coronavirus is in eerste instantie onschuldig en veroorzaakt alleen wat lichte diarree, echter als het muteert kan de bijna altijd dodelijke ziekte FIP ontstaan.
Normaal gesproken zorgen witte bloedcellen voor de afweer tegen ziekten. Het gemuteerde virus kan in bepaalde witte bloedcellen indringen en groeien, met name in macrofagen. De hevige afweerreactie van het eigen lichaam zorgt voor uitgebreide ontstekingen aan de bloedvaten van de weefsels die de geïnfecteerde cellen bevatten. Dit zijn vaak organen in de buik of in de hersenen.
FIP is niet besmettelijk, maar het coronavirus wel.

Het Feliene Coronavirus is een vrij gebruikelijk virus, met name waar grote groepen katten samen gehouden worden (asiels, catteries, etc.). Katten worden geïnfecteerd door inademing of inslikken van het virus. De meest voorkomende bron is ontlasting, alhoewel besmette oppervlaktes, zoals etensbordjes en kleding, het virus eveneens kunnen overbrengen.
Ondanks de aanwezigheid van het Coronavirus krijgen de meeste geïnfecteerde katten geen FIP. Veel katten komen in hun leven het virus wel een keer tegen. Meestal heeft de blootstelling aan het Coronavirus enkel lichte diarree tot gevolg en vertoont de kat verder geen signalen. Het grootste deel van de dieren dat in contact komt met het normale virus, overwint het virus, voordat het kwaadaardig kan worden. Een deel van de katten, die ooit een infectie met het Coronavirus hebben doorgemaakt kan drager blijven, het virus blijft dan aanwezig in het lichaam. Deze katten zijn hier niet ziek van maar ze kunnen het virus wel doorgeven aan andere katten.
Bij iedere met Coronavirus geïnfecteerde kat bestaat het risico dat het virus muteert in FIP. Deze kans is groter bij katten met een lage weerstand, bijvoorbeeld erg jonge of erg oude katten. Men vermoedt ook een genetische overdraaglijkheid van ontvankelijkheid voor het virus.

FIP bestaat in twee vormen: acute FIP (natte FIP) en chronische FIP (droge FIP). Beide vormen zijn fataal, maar de acute vorm komt meer voor (60-70% van alle gevallen zijn natte FIP) en ontwikkelt zich sneller dan de droge vorm. Sommige dieren hebben een mengvorm, nat en droog.

Typisch voor de natte vorm van FIP is het samenkomen van vocht in de borst- of buikholte, waardoor ademhalingsproblemen of buikpijn ontstaan. Andere symptomen zijn lusteloosheid, koorts, gewichtsverlies, geelzucht en diarree.
Ook bij droge FIP manifesteert zich de lusteloosheid, koorts, geelzucht, diarree en het gewichtsverlies, maar de verzameling van vocht blijft uit. Typisch voor een kat met droge FIP is de uitval van het neurologisch systeem. Het kan bijvoorbeeld moeilijk worden om op te staan, te lopen en uiteindelijk kan de kat verlamd raken.
Aangezien er geen genezing voor FIP mogelijk is, is de behandeling van FIP gericht op bestrijding van de symptomen en palliatief. Doorgaans wordt de eigenaar van de kat geadviseerd om het de kat zo makkelijk mogelijk te maken, totdat duidelijk is dat de kat te veel lijdt. Prednison of andere onderdrukkende medicatie kan het leven van de kat nog enkele weken of maanden verlengen, maar geeft een contra-indicatie op bepaalde infecties. Natte FIP ontwikkelt zich bovendien vaak te snel om ingrijpen mogelijk te maken.
De bestrijding van de goedaardige variant van het virus verkleint de kans op het krijgen van FIP. Het coronavirus verspreidt zich via de ontlasting. Door de kattenbak zo schoon mogelijk te houden en vaak te ontsmetten kunt u de kans op besmetting verkleinen. Ook katten met FIP kunnen het coronavirus uitscheiden. Om die reden raden wij u aan om de eerste 2 maanden na het overlijden van een kat met FIP geen nieuwe kat in huis te nemen.
Er bestaat een inenting tegen FIP, maar de werkzaamheid is niet bewezen. Vaccinatie wordt in zijn algemeenheid niet aangeraden en beschermt niet tegen mutatie van het Feliene Coronavirus in een kat die al besmet is. Vaccinatie heeft waarschijnlijk alleen zin bij de bestrijding van FIP in een cattery.
Voor de cattery bestaat een bestrijdingsprogramma. In dit bestrijdingsprogramma kunnen kittens ingeënt worden, die op een leeftijd van 5 à 6 weken worden weggehaald bij poezen-moeders die positief getest werden op de ziekte.Kattenziekte, Panleucopenie of Parvovirose

Kattenziekte is een zeer besmettelijke infectie van het maag-darmkanaal die veroorzaakt wordt door het Feline Parvovirus (FPV) en door de ernst van de symptomen een hoog sterftecijfer kent. Het virus is voor 98% identiek aan het parvovirus van de hond en ook de klachten zijn vergelijkbaar maar het wordt niet door de hond veroorzaakt en het is niet besmettelijk voor de hond. Het is daarentegen wel een zeer besmettelijke infectie bij de kat. Het treft vooral kittens omdat hun immuunsysteem nog zo zwak is. Ze zijn nog niet voldoende gevaccineerd of hebben soms onvoldoende moedermelk gehad. Ontlasting van besmette kittens bevat veel virus waardoor de infectie vlot overgedragen wordt van kitten tot kitten. Het virus wordt via de muil opgenomen en komt dan via de maag in de darm terecht waar het een darminfectie veroorzaakt. Na opname van het virus worden de dieren meestal na 7-10 dagen ziek.
De symptomen zijn hoge koorts, hevig braken, bloederige diarree en grote kans op uitdroging door veel verlies aan vocht. Kittens kunnen ook besmet worden in de baarmoeder. Indien ze de besmetting overleven en niet geaborteerd worden, kunnen ze bij de geboorte zenuwsymptomen vertonen. De ernstige symptomen leiden vaak tot de dood. Het is een zeer besmettelijke virusaandoening die een hoog sterftecijfer kent.
Het virus is zeer stabiel in de omgeving en kan nog maandenlang infectieus blijven in de buitenlucht. Het virus is ongevoelig voor de meeste schoonmaakmiddelen en alcohol. Alleen chloor doodt het Parvovirus. Het parvovirus wordt tevens overgebracht via handen, schoenen, kleding, manden en speeltjes van geïnfecteerde honden.
Quarantaine: Omdat het virus erg besmettelijk is, kunnen (mogelijk) besmette dieren het beste in afzondering verzorgd worden. Na herstel kan de kat het virus nog 2 weken uitscheiden. Het is dus verstandig het dier in die periode nog in quarantaine te houden. Als een ontlastingstest Parvo negatief is, is verplaatsen naar een omgeving met goed gevaccineerde katten te overwegen en kan een quarantaineperiode korter zijn. Vaccineer gezonde dieren een keer extra voordat u een ex-parvo patiënt in huis neemt. Voordat dit genezen dier de isolatie verlaat, wordt aangeraden hem goed te wassen: viezigheid in de vacht kan virussen bevatten.
Niesziekte
Niesziekte is de meest voorkomende infectieziekte bij de kat. Het is een uiterst besmettelijke aandoening die alle slijmvliezen van het lichaam aantast en waar katten flink ziek van kunnen zijn. De ziekte wordt verspreid door katten. De belangrijkste manier van verspreiding is via kleine vochtdruppeltjes beladen met ziekteverwekkers die een besmette kat door te niezen de lucht inblaast. Vooral op plaatsen waar veel katten bij elkaar zitten in een kleine ruimte, zoals cattery's, asiels of dierenpensions, kunnen epidemieën uitbreken.
De belangrijkste veroorzakers zijn het Feliene Herpesvirus (FHV), het Feliene Calicivirus (FCV), en Chlamydia-bacteriën (Bordetella bronchiseptica, Chlamydophila, Mycoplasma). Katten van alle leeftijden en rassen kunnen niesziekte krijgen. Niesziekte kan snel verergeren en er voor zorgen dat een kat doodziek wordt. Daarbij komt dat niesziekte chronisch kan worden. Snel ingrijpen is dus belangrijk.
Geïnfecteerde katten gaan niezen, snotteren en krijgen vieze ogen en koorts. In sommige gevallen heeft de kat last van pijnlijke zweren in de mond, die de voedselopname kunnen belemmeren. Katten die herstellen van deze niesziekte, blijven drager van deze virussen. Ze blijven dus deze ziektekiemen uitscheiden..
Ongevaccineerde katten, kittens, oude katten en katten met een verminderde weerstand hebben een grotere kans om ernstig ziek te worden van niesziekte. Behalve een neusverkoudheid kunnen deze dieren ook een longontsteking krijgen. Door een slechte eetlust en uitdroging kan de algemene gezondheid van deze dieren snel verslechteren.
Sommige dieren hebben ook overmatig kwijlen door keelpijn (zweren). De zweertjes op de tong en het gehemelte worden veroorzaakt door het feline calicivirus. Ze kunnen beschadigingen van het hoornvlies (het doorzichtige deel van het oog) oplopen, hoesten, gaan manken of aborteren. In het ergste geval kunnen dieren aan de ziekte overlijden

Sommige katten houden blijvende schade over aan de ziekte. Door vergroeiingen in de neus hoopt hier slijm op, wat een goede voedingsbodem is voor bacteriën. Het is goed mogelijk, dat de kat de hele tijd blijft snotteren, of dat de verschijnselen wel weggaan, maar steeds terugkomen.

De virussen worden uitgescheiden via de tranen, speeksel en neusuitvloeiing van zieke katten. Ook na herstel kan een dier nog maanden (soms levenslang) het Feliene Calicivirus bij zich dragen en andere katten besmetten. Het Calicivirus blijft in 10-40% van de gevallen aanwezig in de keelamandelen, nadat de kat de niesziekte overwonnen lijkt te hebben. En zo kan de kat zichzelf weer besmetten en ook andere katten.
Ook het herpesvirus blijft in het zenuwweefsel van de kat aanwezig. Af en toe kan het virus weer actief worden en dan gaat het zich weer vermeerderen in de voorste luchtwegen en het oogslijmvlies. Bij het herpesvirus kan er dus sprake zijn van een her-infectie van binnenuit (vergelijk het met een koortslip). Zo’n herinfectie duurt vaak maar 3-5 dagen, omdat er snel een immuunrespons is.

Behalve door direct contact, kunnen de virussen ook overgedragen worden via de omgeving, handen en kleding. Het Calicivirus kan wel 10 dagen buiten de kat overleven.
Katten die nooit in contact komen met andere katten, kunnen op die manier toch niesziekte krijgen. We raden daarom aan om alle katten te vaccineren, ook de katten die nooit buiten komen.

Alcohol en de meeste andere desinfectantia doden het Calicivirus niet. Alleen hitte (kleding wassen op 60 graden) en chloor doden het Calicivirus.
Asielmedewerkers wordt aangeraden niesziekte katten te isoleren van gezonde katten (aparte ruimte, aparte water- en voederbakken) en beschermende kleding te dragen.

Niesziekte is over het algemeen niet besmettelijk voor de mens. Alleen Bordetella bronchiseptica (komt alleen voor bij katten die leven in grote groepen) kan besmettelijk zijn voor mensen met een slechte weerstand.


Kattenleucose of kattenleukemievirus
Leucose is een frequent voorkomende en belangrijke oorzaak van ziekte en dood bij katten. De ziekte ontstaat ten gevolge van een infectie met het Feliene Leucemie Virus (FeLV). Vooral speeksel bevat hoge concentraties virus en dit is ook de voornaamste manier van overdracht van de ene kat op de andere. FeLV wordt voornamelijk door langdurig sociaal contact met andere katten overgedragen. Denk bijvoorbeeld aan uit elkaars bakje eten of elkaar wassen. Besmetting kan ook optreden bij vecht- en bijtwonden, tijdens het paren of bij contact met besmette urine of mest. Een drachtige poes kan het virus via de placenta overbrengen op haar kittens en later via de moedermelk. Dit kan leiden tot abortus of geboorteafwijkingen maar er kunnen ook gezonde kittens geboren worden die virusdrager blijven.
De tijd tussen de infectie en het ontstaan van de ziekte kan zeer lang in beslag nemen (soms jaren). Een kat die besmet is met dit virus kan er dus perfect gezond uitzien, maar vormt wel een groot gevaar voor haar soortgenoten. Het virus infecteert, beschadigt en doodt de witte bloedcellen die instaan voor de afweer. Hierdoor kunnen ze hun werking niet meer naar behoren uitvoeren. Dit geeft een ziektebeeld dat grote gelijkenissen vertoont met FIV of kattenaids.
Vaak zien we secundaire gevolgen van de infectie door een verminderde afweer, waaronder FIP, toxoplasmose, bacteriële ontstekingen, tandvleesontstekingen, abcessen, huidontstekingen en oogonstekingen (uveitis). Bloedarmoede treedt op bij ongeveer 25% van de besmette katten. Het virus kan namelijk de rode bloedcellen in het beenmerg infecteren en daar een daling van het aantal rode bloedcellen bewerkstelligen of zelfs de aanmaak van abnormale rode bloedcellen in de hand werken welke niet normaal functioneren. In anderen gevallen induceert het virus het kapotmaken van de rode bloedcellen door het eigen immuunsysteem van de kat. Katten die bloedarmoede hebben, vertonen symptomen van zwakte en sufheid. In ongeveer 15% van de besmette katten ontwikkelt er zich kanker. De meest voorkomende vorm van kanker is lymfoma, een kanker van de lymfocyten (een type van witte bloedcellen) welke resulteert in de vorming van tumoren ofwel leukemie waarbij er tumorcellen aanwezig zijn in de bloedbaan. De vorming van tumoren kan op verschillende plaatsen in het lichaam zoals de ingewanden, de nieren, de ogen en de neus. Bij leukemie is er tumorale woekering in verschillende lymfeknopen en op andere plaatsen in het lichaam.
Met behulp van een bloedonderzoek, kunnen we een zekere diagnose stellen.
Niet alle katten die in contact komen met het leucemie virus krijgen ook daadwerkelijk de ziekte leucose. Men heeft vastgesteld dat voornamelijk jonge kittens gevoelig zijn voor het ontwikkelen van de ziekte. Oudere katten schijnen in vele gevallen een afweer tegen het virus te ontwikkelen.
In tegenstelling tot FIV is er wel een vaccin beschikbaar tegen het leucemie virus. Er zijn verschillende vaccins op de markt die bescherming bieden tegen het leukemievirus. De bedoeling van deze vaccins is katten te beschermen die in aanraking komen met het virus en dus te verhinderen dat deze dieren geïnfecteerd geraken. Al de leukosevaccins hebben als doel de immuunrespons van het dier te stimuleren zodat het virus verhindert wordt het lichaam binnen te dringen.
Jammer genoeg is geen enkel vaccin 100% afdoende.
Vaccinatie is ten zeerst aangeraden bij dieren met een hoog riscio op contact met het virus, zoals buitenlevende katten en katten die in de buurt van besmette katten leven.
Soms is het aangewezen de kat vooraf aan vaccinatie te testen op leukose, bijvoorbeeld bij het introduceren van een nieuwe kat in het gezin. Een geïnfecteerde kat hoeft er namelijk aanvankelijk helemaal niet ziek uit te zien maar kan wel besmet zijn met het virus en dus een risico vormen voor de andere katten uit het gezin. Het is uiteraard ook aan te raden met leukose geïnfecteerde katten gescheiden te houden van niet-gevaccineerde katten.
Hondsdolheid (rabiës- razernij )

Rabiës is de Latijnse naam voor hondsdolheid en is uiterst gevaarlijk voor mens en dier. Het virus wordt verspreid door het speeksel van besmette zoogdieren, meestal (maar niet altijd) carnivoren (onder andere katten, honden, vossen, apen en vleermuizen). Met rabiës besmette dieren zijn niet altijd te herkennen, sommige dieren dragen het virus bij zich zonder er zichtbaar last van te hebben. De tijd tussen besmetting en het ontstaan van verschijnselen kan echter maanden in beslag nemen. Verdacht is het als een dier agressief en onrustig is, of als een dier dat normaal in het wild leeft zoals een vos abnormaal tam is.

Rabiës is de enige officieel verplichte vaccinatie in Europa. Een aantal landen, waaronder ook België, is vrij van rabiës en wil dit ook blijven. In België is sinds 1 maart 2016 vaccinatie niet meer verplicht, terwijl dat nog het geval was voor honden ten zuiden van Samber en Maas en op alle campings in België. Sommige landen stellen strenge eisen zoals quarantaine, enting gevolgd door bepaling van afweerstoffen in bloed voordat een huisdier in het land wordt toegelaten. Soms worden door bepaalde landen (o.a. Groot-Brittannië, Zweden,…) nog extra verplichtingen ingesteld. Elders in Europa is rabiës nog een levensgroot probleem en dit vooral in de oostelijk gelegen landen. Daar wordt de ziekte niet enkel vastgesteld bij vossen, maar ook bij andere wilde carnivoren, zoals de wasbeerhond. De Europese Commissie probeert daar de bestrijding te versterken door het ondersteunen van de diverse bestrijdingsprogramma’s opgestart door de autoriteiten van deze landen.

Daarom is het belangrijk dat u, als u uw kat mee wilt nemen naar het buitenland, tijdig de Ambassade van het land waar u naartoe wil contacteert. In Scandinavische landen, Verenigd Koninkrijk, Malta,... kan de totale procedure wel een half jaar in beslag nemen.
Het bewijs van vaccinatie wordt in het Europees paspoort genoteerd door de dierenarts en is, voor de meeste Europese landen, 3 jaar geldig. Hou er rekening mee dat het vaccin ten vroegste op 12 weken leeftijd gezet wordt indien u naar het buitenland wil en pas 21 dagen na toediening werkzaam is! Zorg dus dat u minimum 3 weken voor vertrek uw kat laat vaccineren tegen Hondsdolheid.








Katten-AIDS virus of Feline Immunodeficiency Virus (FIV)
FIV is een besmettelijk virus dat voorkomt bij de kat en de afweercellen van het lichaam aantast. Hierdoor wordt de algemene afweer van de kat verminderd. Het virus is verwant met HIV, het virus dat bij de mens AIDS veroorzaakt. Zowel FIV als HIV zijn niet overdraagbaar van mens naar kat of van kat naar mens.
Het virus kan tussen katten worden overgebracht via vecht- en bijtwonden en door seksueel contact. Ongecastreerde katers vechten meer en hebben dus een verhoogd risico op het krijgen van dit virus. Er zijn echter ook aanwijzingen dat normaal contact tussen katten (via oraal, rectaal en vaginale afscheiding) de ziekte kan overbrengen. Een drachtige poes kan het virus via de placenta overbrengen op haar kittens en later via de moedermelk.
Het FIV-virus beschadigt of doodt de cellen van het immuunsysteem (witte bloedcellen). Dit veroorzaakt een geleidelijke achteruitgang van het immuunsysteem. In een vroeg stadium van FIV is het mogelijk dat er geen uiterlijke symptomen zijn. Het immuunsysteem is zeer belangrijk bij het afweren van infecties en daarom lopen FIV-positieve katten een groter risico op besmetting door andere virussen of bacteriën.

Het virus tast de immuniteit van de kat geleidelijk aan waardoor deze vatbaar wordt voor secundaire infecties. Tussen het moment van besmetting met FIV en het optreden van ziekteverschijnselen kan, net zoals bij de mens, een lange periode van maanden tot jaren liggen.
In het beginstadium van de infectie kan de kat wat koorts hebben, in het bloed kan dan een verlaging van het aantal witte bloedcellen worden gezien. Meestal gaat de infectie echter ongemerkt voorbij. FIV nestelt zich in de cellen van de kat, het wordt ingebouwd in de genetische informatie, de chromosomen, het "genoom". Hierdoor blijft elke geïnfecteerde kat het virus levenslang dragen en kan er op elk ogenblik een aanmaak van het virus optreden.
Bij deze ogenschijnlijk gezonde katten is het virus altijd aan te tonen in het bloed. Ook zijn er, net als bij mensen, antistoffen tegen FIV te vinden.
In eerste instantie (2-6 maanden na infectie) heeft het dier vage klachten: moe, slechte vacht, koorts, vergrote lymfeknopen. In tweede instantie (maanden tot jaren na de infectie) kan de kat afvallen, ontstekingen van het tandvlees of mondholte ontwikkelen of een blijvende diarree krijgen. Ook ontstekingen van de luchtwegen, urinewegen (blaasontsteking) en huid komen vaak voor. De meest voorkomende kanker veroorzaakt door FIV is maligne lymfoom/leukemie.
De meeste katten hebben dus een voorgeschiedenis van regelmatig ziek zijn achter de rug. Men ziet bij dit wisselend ziek en gezond zijn, ook een stijging en daling van de witte en rode bloedcellen. Bij elke nieuwe periode van ziek zijn, zakken de bloedcellen steeds verder weg naar lagere waarden. Het dier zal steeds verder verzwakken. In het typische AIDS-stadium zijn ze sterk vermagerd, hebben bloedarmoede en gebrek aan witte bloedcellen. Uiteindelijk sterft de kat aan haar ziekte.

Een besmetting met FIV stellen we vast met behulp van een bloedtest. Er bestaat helaas geen vaccin tegen kattenaids.

Feliene infectieuze peritonitis of FIP bij de kat

Feliene infectueuze peritonitis, (besmettelijke buikvliesontsteking bij de kat) of kortweg FIP is een fatale, ongeneeslijke ziekte bij katten. Men vermoedt dat ze veroorzaakt wordt door het Feline Infectious Peritonitis Virus (FIPV), dat een mutatie is van het Feliene Coronavirus. Het Feliene Coronavirus is in eerste instantie onschuldig en veroorzaakt alleen wat lichte diarree, echter als het muteert kan de bijna altijd dodelijke ziekte FIP ontstaan.
Normaal gesproken zorgen witte bloedcellen voor de afweer tegen ziekten. Het gemuteerde virus kan in bepaalde witte bloedcellen indringen en groeien, met name in macrofagen. De hevige afweerreactie van het eigen lichaam zorgt voor uitgebreide ontstekingen aan de bloedvaten van de weefsels die de geïnfecteerde cellen bevatten. Dit zijn vaak organen in de buik of in de hersenen.
FIP is niet besmettelijk, maar het coronavirus wel.

Het Feliene Coronavirus is een vrij gebruikelijk virus, met name waar grote groepen katten samen gehouden worden (asiels, catteries, etc.). Katten worden geïnfecteerd door inademing of inslikken van het virus. De meest voorkomende bron is ontlasting, alhoewel besmette oppervlaktes, zoals etensbordjes en kleding, het virus eveneens kunnen overbrengen.
Ondanks de aanwezigheid van het Coronavirus krijgen de meeste geïnfecteerde katten geen FIP. Veel katten komen in hun leven het virus wel een keer tegen. Meestal heeft de blootstelling aan het Coronavirus enkel lichte diarree tot gevolg en vertoont de kat verder geen signalen. Het grootste deel van de dieren dat in contact komt met het normale virus, overwint het virus, voordat het kwaadaardig kan worden. Een deel van de katten, die ooit een infectie met het Coronavirus hebben doorgemaakt kan drager blijven, het virus blijft dan aanwezig in het lichaam. Deze katten zijn hier niet ziek van maar ze kunnen het virus wel doorgeven aan andere katten.
Bij iedere met Coronavirus geïnfecteerde kat bestaat het risico dat het virus muteert in FIP. Deze kans is groter bij katten met een lage weerstand, bijvoorbeeld erg jonge of erg oude katten. Men vermoedt ook een genetische overdraaglijkheid van ontvankelijkheid voor het virus.

FIP bestaat in twee vormen: acute FIP (natte FIP) en chronische FIP (droge FIP). Beide vormen zijn fataal, maar de acute vorm komt meer voor (60-70% van alle gevallen zijn natte FIP) en ontwikkelt zich sneller dan de droge vorm. Sommige dieren hebben een mengvorm, nat en droog.

Typisch voor de natte vorm van FIP is het samenkomen van vocht in de borst- of buikholte, waardoor ademhalingsproblemen of buikpijn ontstaan. Andere symptomen zijn lusteloosheid, koorts, gewichtsverlies, geelzucht en diarree.
Ook bij droge FIP manifesteert zich de lusteloosheid, koorts, geelzucht, diarree en het gewichtsverlies, maar de verzameling van vocht blijft uit. Typisch voor een kat met droge FIP is de uitval van het neurologisch systeem. Het kan bijvoorbeeld moeilijk worden om op te staan, te lopen en uiteindelijk kan de kat verlamd raken.
Aangezien er geen genezing voor FIP mogelijk is, is de behandeling van FIP gericht op bestrijding van de symptomen en palliatief. Doorgaans wordt de eigenaar van de kat geadviseerd om het de kat zo makkelijk mogelijk te maken, totdat duidelijk is dat de kat te veel lijdt. Prednison of andere onderdrukkende medicatie kan het leven van de kat nog enkele weken of maanden verlengen, maar geeft een contra-indicatie op bepaalde infecties. Natte FIP ontwikkelt zich bovendien vaak te snel om ingrijpen mogelijk te maken.
De bestrijding van de goedaardige variant van het virus verkleint de kans op het krijgen van FIP. Het coronavirus verspreidt zich via de ontlasting. Door de kattenbak zo schoon mogelijk te houden en vaak te ontsmetten kunt u de kans op besmetting verkleinen. Ook katten met FIP kunnen het coronavirus uitscheiden. Om die reden raden wij u aan om de eerste 2 maanden na het overlijden van een kat met FIP geen nieuwe kat in huis te nemen.
Er bestaat een inenting tegen FIP, maar de werkzaamheid is niet bewezen. Vaccinatie wordt in zijn algemeenheid niet aangeraden en beschermt niet tegen mutatie van het Feliene Coronavirus in een kat die al besmet is. Vaccinatie heeft waarschijnlijk alleen zin bij de bestrijding van FIP in een cattery.
Voor de cattery bestaat een bestrijdingsprogramma. In dit bestrijdingsprogramma kunnen kittens ingeënt worden, die op een leeftijd van 5 à 6 weken worden weggehaald bij poezen-moeders die positief getest werden op de ziekte.Kattenziekte, Panleucopenie of Parvovirose

Kattenziekte is een zeer besmettelijke infectie van het maag-darmkanaal die veroorzaakt wordt door het Feline Parvovirus (FPV) en door de ernst van de symptomen een hoog sterftecijfer kent. Het virus is voor 98% identiek aan het parvovirus van de hond en ook de klachten zijn vergelijkbaar maar het wordt niet door de hond veroorzaakt en het is niet besmettelijk voor de hond. Het is daarentegen wel een zeer besmettelijke infectie bij de kat. Het treft vooral kittens omdat hun immuunsysteem nog zo zwak is. Ze zijn nog niet voldoende gevaccineerd of hebben soms onvoldoende moedermelk gehad. Ontlasting van besmette kittens bevat veel virus waardoor de infectie vlot overgedragen wordt van kitten tot kitten. Het virus wordt via de muil opgenomen en komt dan via de maag in de darm terecht waar het een darminfectie veroorzaakt. Na opname van het virus worden de dieren meestal na 7-10 dagen ziek.
De symptomen zijn hoge koorts, hevig braken, bloederige diarree en grote kans op uitdroging door veel verlies aan vocht. Kittens kunnen ook besmet worden in de baarmoeder. Indien ze de besmetting overleven en niet geaborteerd worden, kunnen ze bij de geboorte zenuwsymptomen vertonen. De ernstige symptomen leiden vaak tot de dood. Het is een zeer besmettelijke virusaandoening die een hoog sterftecijfer kent.
Het virus is zeer stabiel in de omgeving en kan nog maandenlang infectieus blijven in de buitenlucht. Het virus is ongevoelig voor de meeste schoonmaakmiddelen en alcohol. Alleen chloor doodt het Parvovirus. Het parvovirus wordt tevens overgebracht via handen, schoenen, kleding, manden en speeltjes van geïnfecteerde honden.
Quarantaine: Omdat het virus erg besmettelijk is, kunnen (mogelijk) besmette dieren het beste in afzondering verzorgd worden. Na herstel kan de kat het virus nog 2 weken uitscheiden. Het is dus verstandig het dier in die periode nog in quarantaine te houden. Als een ontlastingstest Parvo negatief is, is verplaatsen naar een omgeving met goed gevaccineerde katten te overwegen en kan een quarantaineperiode korter zijn. Vaccineer gezonde dieren een keer extra voordat u een ex-parvo patiënt in huis neemt. Voordat dit genezen dier de isolatie verlaat, wordt aangeraden hem goed te wassen: viezigheid in de vacht kan virussen bevatten.
Niesziekte
Niesziekte is de meest voorkomende infectieziekte bij de kat. Het is een uiterst besmettelijke aandoening die alle slijmvliezen van het lichaam aantast en waar katten flink ziek van kunnen zijn. De ziekte wordt verspreid door katten. De belangrijkste manier van verspreiding is via kleine vochtdruppeltjes beladen met ziekteverwekkers die een besmette kat door te niezen de lucht inblaast. Vooral op plaatsen waar veel katten bij elkaar zitten in een kleine ruimte, zoals cattery's, asiels of dierenpensions, kunnen epidemieën uitbreken.
De belangrijkste veroorzakers zijn het Feliene Herpesvirus (FHV), het Feliene Calicivirus (FCV), en Chlamydia-bacteriën (Bordetella bronchiseptica, Chlamydophila, Mycoplasma). Katten van alle leeftijden en rassen kunnen niesziekte krijgen. Niesziekte kan snel verergeren en er voor zorgen dat een kat doodziek wordt. Daarbij komt dat niesziekte chronisch kan worden. Snel ingrijpen is dus belangrijk.
Geïnfecteerde katten gaan niezen, snotteren en krijgen vieze ogen en koorts. In sommige gevallen heeft de kat last van pijnlijke zweren in de mond, die de voedselopname kunnen belemmeren. Katten die herstellen van deze niesziekte, blijven drager van deze virussen. Ze blijven dus deze ziektekiemen uitscheiden..
Ongevaccineerde katten, kittens, oude katten en katten met een verminderde weerstand hebben een grotere kans om ernstig ziek te worden van niesziekte. Behalve een neusverkoudheid kunnen deze dieren ook een longontsteking krijgen. Door een slechte eetlust en uitdroging kan de algemene gezondheid van deze dieren snel verslechteren.
Sommige dieren hebben ook overmatig kwijlen door keelpijn (zweren). De zweertjes op de tong en het gehemelte worden veroorzaakt door het feline calicivirus. Ze kunnen beschadigingen van het hoornvlies (het doorzichtige deel van het oog) oplopen, hoesten, gaan manken of aborteren. In het ergste geval kunnen dieren aan de ziekte overlijden

Sommige katten houden blijvende schade over aan de ziekte. Door vergroeiingen in de neus hoopt hier slijm op, wat een goede voedingsbodem is voor bacteriën. Het is goed mogelijk, dat de kat de hele tijd blijft snotteren, of dat de verschijnselen wel weggaan, maar steeds terugkomen.

De virussen worden uitgescheiden via de tranen, speeksel en neusuitvloeiing van zieke katten. Ook na herstel kan een dier nog maanden (soms levenslang) het Feliene Calicivirus bij zich dragen en andere katten besmetten. Het Calicivirus blijft in 10-40% van de gevallen aanwezig in de keelamandelen, nadat de kat de niesziekte overwonnen lijkt te hebben. En zo kan de kat zichzelf weer besmetten en ook andere katten.
Ook het herpesvirus blijft in het zenuwweefsel van de kat aanwezig. Af en toe kan het virus weer actief worden en dan gaat het zich weer vermeerderen in de voorste luchtwegen en het oogslijmvlies. Bij het herpesvirus kan er dus sprake zijn van een her-infectie van binnenuit (vergelijk het met een koortslip). Zo’n herinfectie duurt vaak maar 3-5 dagen, omdat er snel een immuunrespons is.

Behalve door direct contact, kunnen de virussen ook overgedragen worden via de omgeving, handen en kleding. Het Calicivirus kan wel 10 dagen buiten de kat overleven.
Katten die nooit in contact komen met andere katten, kunnen op die manier toch niesziekte krijgen. We raden daarom aan om alle katten te vaccineren, ook de katten die nooit buiten komen.

Alcohol en de meeste andere desinfectantia doden het Calicivirus niet. Alleen hitte (kleding wassen op 60 graden) en chloor doden het Calicivirus.
Asielmedewerkers wordt aangeraden niesziekte katten te isoleren van gezonde katten (aparte ruimte, aparte water- en voederbakken) en beschermende kleding te dragen.

Niesziekte is over het algemeen niet besmettelijk voor de mens. Alleen Bordetella bronchiseptica (komt alleen voor bij katten die leven in grote groepen) kan besmettelijk zijn voor mensen met een slechte weerstand.


Kattenleucose of kattenleukemievirus
Leucose is een frequent voorkomende en belangrijke oorzaak van ziekte en dood bij katten. De ziekte ontstaat ten gevolge van een infectie met het Feliene Leucemie Virus (FeLV). Vooral speeksel bevat hoge concentraties virus en dit is ook de voornaamste manier van overdracht van de ene kat op de andere. FeLV wordt voornamelijk door langdurig sociaal contact met andere katten overgedragen. Denk bijvoorbeeld aan uit elkaars bakje eten of elkaar wassen. Besmetting kan ook optreden bij vecht- en bijtwonden, tijdens het paren of bij contact met besmette urine of mest. Een drachtige poes kan het virus via de placenta overbrengen op haar kittens en later via de moedermelk. Dit kan leiden tot abortus of geboorteafwijkingen maar er kunnen ook gezonde kittens geboren worden die virusdrager blijven.
De tijd tussen de infectie en het ontstaan van de ziekte kan zeer lang in beslag nemen (soms jaren). Een kat die besmet is met dit virus kan er dus perfect gezond uitzien, maar vormt wel een groot gevaar voor haar soortgenoten. Het virus infecteert, beschadigt en doodt de witte bloedcellen die instaan voor de afweer. Hierdoor kunnen ze hun werking niet meer naar behoren uitvoeren. Dit geeft een ziektebeeld dat grote gelijkenissen vertoont met FIV of kattenaids.
Vaak zien we secundaire gevolgen van de infectie door een verminderde afweer, waaronder FIP, toxoplasmose, bacteriële ontstekingen, tandvleesontstekingen, abcessen, huidontstekingen en oogonstekingen (uveitis). Bloedarmoede treedt op bij ongeveer 25% van de besmette katten. Het virus kan namelijk de rode bloedcellen in het beenmerg infecteren en daar een daling van het aantal rode bloedcellen bewerkstelligen of zelfs de aanmaak van abnormale rode bloedcellen in de hand werken welke niet normaal functioneren. In anderen gevallen induceert het virus het kapotmaken van de rode bloedcellen door het eigen immuunsysteem van de kat. Katten die bloedarmoede hebben, vertonen symptomen van zwakte en sufheid. In ongeveer 15% van de besmette katten ontwikkelt er zich kanker. De meest voorkomende vorm van kanker is lymfoma, een kanker van de lymfocyten (een type van witte bloedcellen) welke resulteert in de vorming van tumoren ofwel leukemie waarbij er tumorcellen aanwezig zijn in de bloedbaan. De vorming van tumoren kan op verschillende plaatsen in het lichaam zoals de ingewanden, de nieren, de ogen en de neus. Bij leukemie is er tumorale woekering in verschillende lymfeknopen en op andere plaatsen in het lichaam.
Met behulp van een bloedonderzoek, kunnen we een zekere diagnose stellen.
Niet alle katten die in contact komen met het leucemie virus krijgen ook daadwerkelijk de ziekte leucose. Men heeft vastgesteld dat voornamelijk jonge kittens gevoelig zijn voor het ontwikkelen van de ziekte. Oudere katten schijnen in vele gevallen een afweer tegen het virus te ontwikkelen.
In tegenstelling tot FIV is er wel een vaccin beschikbaar tegen het leucemie virus. Er zijn verschillende vaccins op de markt die bescherming bieden tegen het leukemievirus. De bedoeling van deze vaccins is katten te beschermen die in aanraking komen met het virus en dus te verhinderen dat deze dieren geïnfecteerd geraken. Al de leukosevaccins hebben als doel de immuunrespons van het dier te stimuleren zodat het virus verhindert wordt het lichaam binnen te dringen.
Jammer genoeg is geen enkel vaccin 100% afdoende.
Vaccinatie is ten zeerst aangeraden bij dieren met een hoog riscio op contact met het virus, zoals buitenlevende katten en katten die in de buurt van besmette katten leven.
Soms is het aangewezen de kat vooraf aan vaccinatie te testen op leukose, bijvoorbeeld bij het introduceren van een nieuwe kat in het gezin. Een geïnfecteerde kat hoeft er namelijk aanvankelijk helemaal niet ziek uit te zien maar kan wel besmet zijn met het virus en dus een risico vormen voor de andere katten uit het gezin. Het is uiteraard ook aan te raden met leukose geïnfecteerde katten gescheiden te houden van niet-gevaccineerde katten.
Hondsdolheid (rabiës- razernij )

Rabiës is de Latijnse naam voor hondsdolheid en is uiterst gevaarlijk voor mens en dier. Het virus wordt verspreid door het speeksel van besmette zoogdieren, meestal (maar niet altijd) carnivoren (onder andere katten, honden, vossen, apen en vleermuizen). Met rabiës besmette dieren zijn niet altijd te herkennen, sommige dieren dragen het virus bij zich zonder er zichtbaar last van te hebben. De tijd tussen besmetting en het ontstaan van verschijnselen kan echter maanden in beslag nemen. Verdacht is het als een dier agressief en onrustig is, of als een dier dat normaal in het wild leeft zoals een vos abnormaal tam is.

Rabiës is de enige officieel verplichte vaccinatie in Europa. Een aantal landen, waaronder ook België, is vrij van rabiës en wil dit ook blijven. In België is sinds 1 maart 2016 vaccinatie niet meer verplicht, terwijl dat nog het geval was voor honden ten zuiden van Samber en Maas en op alle campings in België. Sommige landen stellen strenge eisen zoals quarantaine, enting gevolgd door bepaling van afweerstoffen in bloed voordat een huisdier in het land wordt toegelaten. Soms worden door bepaalde landen (o.a. Groot-Brittannië, Zweden,…) nog extra verplichtingen ingesteld. Elders in Europa is rabiës nog een levensgroot probleem en dit vooral in de oostelijk gelegen landen. Daar wordt de ziekte niet enkel vastgesteld bij vossen, maar ook bij andere wilde carnivoren, zoals de wasbeerhond. De Europese Commissie probeert daar de bestrijding te versterken door het ondersteunen van de diverse bestrijdingsprogramma’s opgestart door de autoriteiten van deze landen.

Daarom is het belangrijk dat u, als u uw kat mee wilt nemen naar het buitenland, tijdig de Ambassade van het land waar u naartoe wil contacteert. In Scandinavische landen, Verenigd Koninkrijk, Malta,... kan de totale procedure wel een half jaar in beslag nemen.
Het bewijs van vaccinatie wordt in het Europees paspoort genoteerd door de dierenarts en is, voor de meeste Europese landen, 3 jaar geldig. Hou er rekening mee dat het vaccin ten vroegste op 12 weken leeftijd gezet wordt indien u naar het buitenland wil en pas 21 dagen na toediening werkzaam is! Zorg dus dat u minimum 3 weken voor vertrek uw kat laat vaccineren tegen Hondsdolheid.








Katten-AIDS virus of Feline Immunodeficiency Virus (FIV)
FIV is een besmettelijk virus dat voorkomt bij de kat en de afweercellen van het lichaam aantast. Hierdoor wordt de algemene afweer van de kat verminderd. Het virus is verwant met HIV, het virus dat bij de mens AIDS veroorzaakt. Zowel FIV als HIV zijn niet overdraagbaar van mens naar kat of van kat naar mens.
Het virus kan tussen katten worden overgebracht via vecht- en bijtwonden en door seksueel contact. Ongecastreerde katers vechten meer en hebben dus een verhoogd risico op het krijgen van dit virus. Er zijn echter ook aanwijzingen dat normaal contact tussen katten (via oraal, rectaal en vaginale afscheiding) de ziekte kan overbrengen. Een drachtige poes kan het virus via de placenta overbrengen op haar kittens en later via de moedermelk.
Het FIV-virus beschadigt of doodt de cellen van het immuunsysteem (witte bloedcellen). Dit veroorzaakt een geleidelijke achteruitgang van het immuunsysteem. In een vroeg stadium van FIV is het mogelijk dat er geen uiterlijke symptomen zijn. Het immuunsysteem is zeer belangrijk bij het afweren van infecties en daarom lopen FIV-positieve katten een groter risico op besmetting door andere virussen of bacteriën.

Het virus tast de immuniteit van de kat geleidelijk aan waardoor deze vatbaar wordt voor secundaire infecties. Tussen het moment van besmetting met FIV en het optreden van ziekteverschijnselen kan, net zoals bij de mens, een lange periode van maanden tot jaren liggen.
In het beginstadium van de infectie kan de kat wat koorts hebben, in het bloed kan dan een verlaging van het aantal witte bloedcellen worden gezien. Meestal gaat de infectie echter ongemerkt voorbij. FIV nestelt zich in de cellen van de kat, het wordt ingebouwd in de genetische informatie, de chromosomen, het "genoom". Hierdoor blijft elke geïnfecteerde kat het virus levenslang dragen en kan er op elk ogenblik een aanmaak van het virus optreden.
Bij deze ogenschijnlijk gezonde katten is het virus altijd aan te tonen in het bloed. Ook zijn er, net als bij mensen, antistoffen tegen FIV te vinden.
In eerste instantie (2-6 maanden na infectie) heeft het dier vage klachten: moe, slechte vacht, koorts, vergrote lymfeknopen. In tweede instantie (maanden tot jaren na de infectie) kan de kat afvallen, ontstekingen van het tandvlees of mondholte ontwikkelen of een blijvende diarree krijgen. Ook ontstekingen van de luchtwegen, urinewegen (blaasontsteking) en huid komen vaak voor. De meest voorkomende kanker veroorzaakt door FIV is maligne lymfoom/leukemie.
De meeste katten hebben dus een voorgeschiedenis van regelmatig ziek zijn achter de rug. Men ziet bij dit wisselend ziek en gezond zijn, ook een stijging en daling van de witte en rode bloedcellen. Bij elke nieuwe periode van ziek zijn, zakken de bloedcellen steeds verder weg naar lagere waarden. Het dier zal steeds verder verzwakken. In het typische AIDS-stadium zijn ze sterk vermagerd, hebben bloedarmoede en gebrek aan witte bloedcellen. Uiteindelijk sterft de kat aan haar ziekte.

Een besmetting met FIV stellen we vast met behulp van een bloedtest. Er bestaat helaas geen vaccin tegen kattenaids.

Feliene infectieuze peritonitis of FIP bij de kat

Feliene infectueuze peritonitis, (besmettelijke buikvliesontsteking bij de kat) of kortweg FIP is een fatale, ongeneeslijke ziekte bij katten. Men vermoedt dat ze veroorzaakt wordt door het Feline Infectious Peritonitis Virus (FIPV), dat een mutatie is van het Feliene Coronavirus. Het Feliene Coronavirus is in eerste instantie onschuldig en veroorzaakt alleen wat lichte diarree, echter als het muteert kan de bijna altijd dodelijke ziekte FIP ontstaan.
Normaal gesproken zorgen witte bloedcellen voor de afweer tegen ziekten. Het gemuteerde virus kan in bepaalde witte bloedcellen indringen en groeien, met name in macrofagen. De hevige afweerreactie van het eigen lichaam zorgt voor uitgebreide ontstekingen aan de bloedvaten van de weefsels die de geïnfecteerde cellen bevatten. Dit zijn vaak organen in de buik of in de hersenen.
FIP is niet besmettelijk, maar het coronavirus wel.

Het Feliene Coronavirus is een vrij gebruikelijk virus, met name waar grote groepen katten samen gehouden worden (asiels, catteries, etc.). Katten worden geïnfecteerd door inademing of inslikken van het virus. De meest voorkomende bron is ontlasting, alhoewel besmette oppervlaktes, zoals etensbordjes en kleding, het virus eveneens kunnen overbrengen.
Ondanks de aanwezigheid van het Coronavirus krijgen de meeste geïnfecteerde katten geen FIP. Veel katten komen in hun leven het virus wel een keer tegen. Meestal heeft de blootstelling aan het Coronavirus enkel lichte diarree tot gevolg en vertoont de kat verder geen signalen. Het grootste deel van de dieren dat in contact komt met het normale virus, overwint het virus, voordat het kwaadaardig kan worden. Een deel van de katten, die ooit een infectie met het Coronavirus hebben doorgemaakt kan drager blijven, het virus blijft dan aanwezig in het lichaam. Deze katten zijn hier niet ziek van maar ze kunnen het virus wel doorgeven aan andere katten.
Bij iedere met Coronavirus geïnfecteerde kat bestaat het risico dat het virus muteert in FIP. Deze kans is groter bij katten met een lage weerstand, bijvoorbeeld erg jonge of erg oude katten. Men vermoedt ook een genetische overdraaglijkheid van ontvankelijkheid voor het virus.

FIP bestaat in twee vormen: acute FIP (natte FIP) en chronische FIP (droge FIP). Beide vormen zijn fataal, maar de acute vorm komt meer voor (60-70% van alle gevallen zijn natte FIP) en ontwikkelt zich sneller dan de droge vorm. Sommige dieren hebben een mengvorm, nat en droog.

Typisch voor de natte vorm van FIP is het samenkomen van vocht in de borst- of buikholte, waardoor ademhalingsproblemen of buikpijn ontstaan. Andere symptomen zijn lusteloosheid, koorts, gewichtsverlies, geelzucht en diarree.
Ook bij droge FIP manifesteert zich de lusteloosheid, koorts, geelzucht, diarree en het gewichtsverlies, maar de verzameling van vocht blijft uit. Typisch voor een kat met droge FIP is de uitval van het neurologisch systeem. Het kan bijvoorbeeld moeilijk worden om op te staan, te lopen en uiteindelijk kan de kat verlamd raken.
Aangezien er geen genezing voor FIP mogelijk is, is de behandeling van FIP gericht op bestrijding van de symptomen en palliatief. Doorgaans wordt de eigenaar van de kat geadviseerd om het de kat zo makkelijk mogelijk te maken, totdat duidelijk is dat de kat te veel lijdt. Prednison of andere onderdrukkende medicatie kan het leven van de kat nog enkele weken of maanden verlengen, maar geeft een contra-indicatie op bepaalde infecties. Natte FIP ontwikkelt zich bovendien vaak te snel om ingrijpen mogelijk te maken.
De bestrijding van de goedaardige variant van het virus verkleint de kans op het krijgen van FIP. Het coronavirus verspreidt zich via de ontlasting. Door de kattenbak zo schoon mogelijk te houden en vaak te ontsmetten kunt u de kans op besmetting verkleinen. Ook katten met FIP kunnen het coronavirus uitscheiden. Om die reden raden wij u aan om de eerste 2 maanden na het overlijden van een kat met FIP geen nieuwe kat in huis te nemen.
Er bestaat een inenting tegen FIP, maar de werkzaamheid is niet bewezen. Vaccinatie wordt in zijn algemeenheid niet aangeraden en beschermt niet tegen mutatie van het Feliene Coronavirus in een kat die al besmet is. Vaccinatie heeft waarschijnlijk alleen zin bij de bestrijding van FIP in een cattery.
Voor de cattery bestaat een bestrijdingsprogramma. In dit bestrijdingsprogramma kunnen kittens ingeënt worden, die op een leeftijd van 5 à 6 weken worden weggehaald bij poezen-moeders die positief getest werden op de ziekte.
niesziekte

Niesziekte.

Niesziekte is de meest voorkomende infectieziekte bij de kat. Het is een uiterst besmettelijke aandoening die alle slijmvliezen van het lichaam aantast en waar katten flink ziek van kunnen zijn. De ziekte wordt verspreid door katten. De belangrijkste manier van verspreiding is via kleine vochtdruppeltjes beladen met ziekteverwekkers die een besmette kat door te niezen de lucht inblaast. Vooral op plaatsen waar veel katten bij elkaar zitten in een kleine ruimte, zoals cattery's, asiels of dierenpensions, kunnen epidemieën uitbreken.
De belangrijkste veroorzakers zijn het Feliene Herpesvirus (FHV), het Feliene Calicivirus (FCV), en Chlamydia-bacteriën (Bordetella bronchiseptica, Chlamydophila, Mycoplasma). Katten van alle leeftijden en rassen kunnen niesziekte krijgen. Niesziekte kan snel verergeren en er voor zorgen dat een kat doodziek wordt. Daarbij komt dat niesziekte chronisch kan worden. Snel ingrijpen is dus belangrijk.
Geïnfecteerde katten gaan niezen, snotteren en krijgen vieze ogen en koorts. In sommige gevallen heeft de kat last van pijnlijke zweren in de mond, die de voedselopname kunnen belemmeren. Katten die herstellen van deze niesziekte, blijven drager van deze virussen. Ze blijven dus deze ziektekiemen uitscheiden..
Ongevaccineerde katten, kittens, oude katten en katten met een verminderde weerstand hebben een grotere kans om ernstig ziek te worden van niesziekte. Behalve een neusverkoudheid kunnen deze dieren ook een longontsteking krijgen. Door een slechte eetlust en uitdroging kan de algemene gezondheid van deze dieren snel verslechteren.
Sommige dieren hebben ook overmatig kwijlen door keelpijn (zweren). De zweertjes op de tong en het gehemelte worden veroorzaakt door het feline calicivirus. Ze kunnen beschadigingen van het hoornvlies (het doorzichtige deel van het oog) oplopen, hoesten, gaan manken of aborteren. In het ergste geval kunnen dieren aan de ziekte overlijden

Sommige katten houden blijvende schade over aan de ziekte. Door vergroeiingen in de neus hoopt hier slijm op, wat een goede voedingsbodem is voor bacteriën. Het is goed mogelijk, dat de kat de hele tijd blijft snotteren, of dat de verschijnselen wel weggaan, maar steeds terugkomen.

De virussen worden uitgescheiden via de tranen, speeksel en neusuitvloeiing van zieke katten. Ook na herstel kan een dier nog maanden (soms levenslang) het Feliene Calicivirus bij zich dragen en andere katten besmetten. Het Calicivirus blijft in 10-40% van de gevallen aanwezig in de keelamandelen, nadat de kat de niesziekte overwonnen lijkt te hebben. En zo kan de kat zichzelf weer besmetten en ook andere katten.
Ook het herpesvirus blijft in het zenuwweefsel van de kat aanwezig. Af en toe kan het virus weer actief worden en dan gaat het zich weer vermeerderen in de voorste luchtwegen en het oogslijmvlies. Bij het herpesvirus kan er dus sprake zijn van een her-infectie van binnenuit (vergelijk het met een koortslip). Zo’n herinfectie duurt vaak maar 3-5 dagen, omdat er snel een immuunrespons is.

Behalve door direct contact, kunnen de virussen ook overgedragen worden via de omgeving, handen en kleding. Het Calicivirus kan wel 10 dagen buiten de kat overleven.
Katten die nooit in contact komen met andere katten, kunnen op die manier toch niesziekte krijgen. We raden daarom aan om alle katten te vaccineren, ook de katten die nooit buiten komen.

Alcohol en de meeste andere desinfectantia doden het Calicivirus niet. Alleen hitte (kleding wassen op 60 graden) en chloor doden het Calicivirus.
Asielmedewerkers wordt aangeraden niesziekte katten te isoleren van gezonde katten (aparte ruimte, aparte water- en voederbakken) en beschermende kleding te dragen.

Niesziekte is over het algemeen niet besmettelijk voor de mens. Alleen Bordetella bronchiseptica (komt alleen voor bij katten die leven in grote groepen) kan besmettelijk zijn voor mensen met een slechte weerstand.

shutterstock 670059967

Kattenleucose of kattenleukemievirus.

Leucose is een frequent voorkomende en belangrijke oorzaak van ziekte en dood bij katten. De ziekte ontstaat ten gevolge van een infectie met het Feliene Leucemie Virus (FeLV). Vooral speeksel bevat hoge concentraties virus en dit is ook de voornaamste manier van overdracht van de ene kat op de andere. FeLV wordt voornamelijk door langdurig sociaal contact met andere katten overgedragen. Denk bijvoorbeeld aan uit elkaars bakje eten of elkaar wassen. Besmetting kan ook optreden bij vecht- en bijtwonden, tijdens het paren of bij contact met besmette urine of mest. Een drachtige poes kan het virus via de placenta overbrengen op haar kittens en later via de moedermelk. Dit kan leiden tot abortus of geboorteafwijkingen maar er kunnen ook gezonde kittens geboren worden die virusdrager blijven.
De tijd tussen de infectie en het ontstaan van de ziekte kan zeer lang in beslag nemen (soms jaren). Een kat die besmet is met dit virus kan er dus perfect gezond uitzien, maar vormt wel een groot gevaar voor haar soortgenoten. Het virus infecteert, beschadigt en doodt de witte bloedcellen die instaan voor de afweer. Hierdoor kunnen ze hun werking niet meer naar behoren uitvoeren. Dit geeft een ziektebeeld dat grote gelijkenissen vertoont met FIV of kattenaids.
Vaak zien we secundaire gevolgen van de infectie door een verminderde afweer, waaronder FIP, toxoplasmose, bacteriële ontstekingen, tandvleesontstekingen, abcessen, huidontstekingen en oogonstekingen (uveitis). Bloedarmoede treedt op bij ongeveer 25% van de besmette katten. Het virus kan namelijk de rode bloedcellen in het beenmerg infecteren en daar een daling van het aantal rode bloedcellen bewerkstelligen of zelfs de aanmaak van abnormale rode bloedcellen in de hand werken welke niet normaal functioneren. In anderen gevallen induceert het virus het kapotmaken van de rode bloedcellen door het eigen immuunsysteem van de kat. Katten die bloedarmoede hebben, vertonen symptomen van zwakte en sufheid. In ongeveer 15% van de besmette katten ontwikkelt er zich kanker. De meest voorkomende vorm van kanker is lymfoma, een kanker van de lymfocyten (een type van witte bloedcellen) welke resulteert in de vorming van tumoren ofwel leukemie waarbij er tumorcellen aanwezig zijn in de bloedbaan. De vorming van tumoren kan op verschillende plaatsen in het lichaam zoals de ingewanden, de nieren, de ogen en de neus. Bij leukemie is er tumorale woekering in verschillende lymfeknopen en op andere plaatsen in het lichaam.
Met behulp van een bloedonderzoek, kunnen we een zekere diagnose stellen.
Niet alle katten die in contact komen met het leucemie virus krijgen ook daadwerkelijk de ziekte leucose. Men heeft vastgesteld dat voornamelijk jonge kittens gevoelig zijn voor het ontwikkelen van de ziekte. Oudere katten schijnen in vele gevallen een afweer tegen het virus te ontwikkelen.
In tegenstelling tot FIV is er wel een vaccin beschikbaar tegen het leucemie virus. Er zijn verschillende vaccins op de markt die bescherming bieden tegen het leukemievirus. De bedoeling van deze vaccins is katten te beschermen die in aanraking komen met het virus en dus te verhinderen dat deze dieren geïnfecteerd geraken. Al de leukosevaccins hebben als doel de immuunrespons van het dier te stimuleren zodat het virus verhindert wordt het lichaam binnen te dringen.
Jammer genoeg is geen enkel vaccin 100% afdoende.
Vaccinatie is ten zeerst aangeraden bij dieren met een hoog riscio op contact met het virus, zoals buitenlevende katten en katten die in de buurt van besmette katten leven.
Soms is het aangewezen de kat vooraf aan vaccinatie te testen op leukose, bijvoorbeeld bij het introduceren van een nieuwe kat in het gezin. Een geïnfecteerde kat hoeft er namelijk aanvankelijk helemaal niet ziek uit te zien maar kan wel besmet zijn met het virus en dus een risico vormen voor de andere katten uit het gezin. Het is uiteraard ook aan te raden met leukose geïnfecteerde katten gescheiden te houden van niet-gevaccineerde katten.

rabies


Hondsdolheid (rabiës, razernij)

Rabiës is de Latijnse naam voor hondsdolheid en is uiterst gevaarlijk voor mens en dier. Het virus wordt verspreid door het speeksel van besmette zoogdieren, meestal (maar niet altijd) carnivoren (onder andere katten, honden, vossen, apen en vleermuizen). Met rabiës besmette dieren zijn niet altijd te herkennen, sommige dieren dragen het virus bij zich zonder er zichtbaar last van te hebben. De tijd tussen besmetting en het ontstaan van verschijnselen kan echter maanden in beslag nemen. Verdacht is het als een dier agressief en onrustig is, of als een dier dat normaal in het wild leeft zoals een vos abnormaal tam is.

Rabiës is de enige officieel verplichte vaccinatie in Europa. Een aantal landen, waaronder ook België, is vrij van rabiës en wil dit ook blijven. In België is sinds 1 maart 2016 vaccinatie niet meer verplicht, terwijl dat nog het geval was voor honden ten zuiden van Samber en Maas en op alle campings in België. Sommige landen stellen strenge eisen zoals quarantaine, enting gevolgd door bepaling van afweerstoffen in bloed voordat een huisdier in het land wordt toegelaten. Soms worden door bepaalde landen (o.a. Groot-Brittannië, Zweden,…) nog extra verplichtingen ingesteld. Elders in Europa is rabiës nog een levensgroot probleem en dit vooral in de oostelijk gelegen landen. Daar wordt de ziekte niet enkel vastgesteld bij vossen, maar ook bij andere wilde carnivoren, zoals de wasbeerhond. De Europese Commissie probeert daar de bestrijding te versterken door het ondersteunen van de diverse bestrijdingsprogramma’s opgestart door de autoriteiten van deze landen.

Daarom is het belangrijk dat u, als u uw kat mee wilt nemen naar het buitenland, tijdig de Ambassade van het land waar u naartoe wil contacteert. In Scandinavische landen, Verenigd Koninkrijk, Malta,... kan de totale procedure wel een half jaar in beslag nemen.
Het bewijs van vaccinatie wordt in het Europees paspoort genoteerd door de dierenarts en is, voor de meeste Europese landen, 3 jaar geldig. Hou er rekening mee dat het vaccin ten vroegste op 12 weken leeftijd gezet wordt indien u naar het buitenland wil en pas 21 dagen na toediening werkzaam is! Zorg dus dat u minimum 3 weken voor vertrek uw kat laat vaccineren tegen Hondsdolheid.

shutterstock 163451078


Katten-AIDS of Feliene Immunodeficiency (FIV)

FIV is een besmettelijk virus dat voorkomt bij de kat en de afweercellen van het lichaam aantast. Hierdoor wordt de algemene afweer van de kat verminderd. Het virus is verwant met HIV, het virus dat bij de mens AIDS veroorzaakt. Zowel FIV als HIV zijn niet overdraagbaar van mens naar kat of van kat naar mens.
Het virus kan tussen katten worden overgebracht via vecht- en bijtwonden en door seksueel contact. Ongecastreerde katers vechten meer en hebben dus een verhoogd risico op het krijgen van dit virus. Er zijn echter ook aanwijzingen dat normaal contact tussen katten (via oraal, rectaal en vaginale afscheiding) de ziekte kan overbrengen. Een drachtige poes kan het virus via de placenta overbrengen op haar kittens en later via de moedermelk.
Het FIV-virus beschadigt of doodt de cellen van het immuunsysteem (witte bloedcellen). Dit veroorzaakt een geleidelijke achteruitgang van het immuunsysteem. In een vroeg stadium van FIV is het mogelijk dat er geen uiterlijke symptomen zijn. Het immuunsysteem is zeer belangrijk bij het afweren van infecties en daarom lopen FIV-positieve katten een groter risico op besmetting door andere virussen of bacteriën.

Het virus tast de immuniteit van de kat geleidelijk aan waardoor deze vatbaar wordt voor secundaire infecties. Tussen het moment van besmetting met FIV en het optreden van ziekteverschijnselen kan, net zoals bij de mens, een lange periode van maanden tot jaren liggen.
In het beginstadium van de infectie kan de kat wat koorts hebben, in het bloed kan dan een verlaging van het aantal witte bloedcellen worden gezien. Meestal gaat de infectie echter ongemerkt voorbij. FIV nestelt zich in de cellen van de kat, het wordt ingebouwd in de genetische informatie, de chromosomen, het "genoom". Hierdoor blijft elke geïnfecteerde kat het virus levenslang dragen en kan er op elk ogenblik een aanmaak van het virus optreden.
Bij deze ogenschijnlijk gezonde katten is het virus altijd aan te tonen in het bloed. Ook zijn er, net als bij mensen, antistoffen tegen FIV te vinden.
In eerste instantie (2-6 maanden na infectie) heeft het dier vage klachten: moe, slechte vacht, koorts, vergrote lymfeknopen. In tweede instantie (maanden tot jaren na de infectie) kan de kat afvallen, ontstekingen van het tandvlees of mondholte ontwikkelen of een blijvende diarree krijgen. Ook ontstekingen van de luchtwegen, urinewegen (blaasontsteking) en huid komen vaak voor. De meest voorkomende kanker veroorzaakt door FIV is maligne lymfoom/leukemie.
De meeste katten hebben dus een voorgeschiedenis van regelmatig ziek zijn achter de rug. Men ziet bij dit wisselend ziek en gezond zijn, ook een stijging en daling van de witte en rode bloedcellen. Bij elke nieuwe periode van ziek zijn, zakken de bloedcellen steeds verder weg naar lagere waarden. Het dier zal steeds verder verzwakken. In het typische AIDS-stadium zijn ze sterk vermagerd, hebben bloedarmoede en gebrek aan witte bloedcellen. Uiteindelijk sterft de kat aan haar ziekte.

Een besmetting met FIV stellen we vast met behulp van een bloedtest. Er bestaat helaas geen vaccin tegen kattenaids.

shutterstock 105564569


Feliene infectieuze peritonitis of FIP bij de kat.

Feliene infectueuze peritonitis, (besmettelijke buikvliesontsteking bij de kat) of kortweg FIP is een fatale, ongeneeslijke ziekte bij katten. Men vermoedt dat ze veroorzaakt wordt door het Feline Infectious Peritonitis Virus (FIPV), dat een mutatie is van het Feliene Coronavirus. Het Feliene Coronavirus is in eerste instantie onschuldig en veroorzaakt alleen wat lichte diarree, echter als het muteert kan de bijna altijd dodelijke ziekte FIP ontstaan.
Normaal gesproken zorgen witte bloedcellen voor de afweer tegen ziekten. Het gemuteerde virus kan in bepaalde witte bloedcellen indringen en groeien, met name in macrofagen. De hevige afweerreactie van het eigen lichaam zorgt voor uitgebreide ontstekingen aan de bloedvaten van de weefsels die de geïnfecteerde cellen bevatten. Dit zijn vaak organen in de buik of in de hersenen.
FIP is niet besmettelijk, maar het coronavirus wel.

Het Feliene Coronavirus is een vrij gebruikelijk virus, met name waar grote groepen katten samen gehouden worden (asiels, catteries, etc.). Katten worden geïnfecteerd door inademing of inslikken van het virus. De meest voorkomende bron is ontlasting, alhoewel besmette oppervlaktes, zoals etensbordjes en kleding, het virus eveneens kunnen overbrengen.
Ondanks de aanwezigheid van het Coronavirus krijgen de meeste geïnfecteerde katten geen FIP. Veel katten komen in hun leven het virus wel een keer tegen. Meestal heeft de blootstelling aan het Coronavirus enkel lichte diarree tot gevolg en vertoont de kat verder geen signalen. Het grootste deel van de dieren dat in contact komt met het normale virus, overwint het virus, voordat het kwaadaardig kan worden. Een deel van de katten, die ooit een infectie met het Coronavirus hebben doorgemaakt kan drager blijven, het virus blijft dan aanwezig in het lichaam. Deze katten zijn hier niet ziek van maar ze kunnen het virus wel doorgeven aan andere katten.
Bij iedere met Coronavirus geïnfecteerde kat bestaat het risico dat het virus muteert in FIP. Deze kans is groter bij katten met een lage weerstand, bijvoorbeeld erg jonge of erg oude katten. Men vermoedt ook een genetische overdraaglijkheid van ontvankelijkheid voor het virus.

FIP bestaat in twee vormen: acute FIP (natte FIP) en chronische FIP (droge FIP). Beide vormen zijn fataal, maar de acute vorm komt meer voor (60-70% van alle gevallen zijn natte FIP) en ontwikkelt zich sneller dan de droge vorm. Sommige dieren hebben een mengvorm, nat en droog.

Typisch voor de natte vorm van FIP is het samenkomen van vocht in de borst- of buikholte, waardoor ademhalingsproblemen of buikpijn ontstaan. Andere symptomen zijn lusteloosheid, koorts, gewichtsverlies, geelzucht en diarree.
Ook bij droge FIP manifesteert zich de lusteloosheid, koorts, geelzucht, diarree en het gewichtsverlies, maar de verzameling van vocht blijft uit. Typisch voor een kat met droge FIP is de uitval van het neurologisch systeem. Het kan bijvoorbeeld moeilijk worden om op te staan, te lopen en uiteindelijk kan de kat verlamd raken.
Aangezien er geen genezing voor FIP mogelijk is, is de behandeling van FIP gericht op bestrijding van de symptomen en palliatief. Doorgaans wordt de eigenaar van de kat geadviseerd om het de kat zo makkelijk mogelijk te maken, totdat duidelijk is dat de kat te veel lijdt. Prednison of andere onderdrukkende medicatie kan het leven van de kat nog enkele weken of maanden verlengen, maar geeft een contra-indicatie op bepaalde infecties. Natte FIP ontwikkelt zich bovendien vaak te snel om ingrijpen mogelijk te maken.
De bestrijding van de goedaardige variant van het virus verkleint de kans op het krijgen van FIP. Het coronavirus verspreidt zich via de ontlasting. Door de kattenbak zo schoon mogelijk te houden en vaak te ontsmetten kunt u de kans op besmetting verkleinen. Ook katten met FIP kunnen het coronavirus uitscheiden. Om die reden raden wij u aan om de eerste 2 maanden na het overlijden van een kat met FIP geen nieuwe kat in huis te nemen.
Er bestaat een inenting tegen FIP, maar de werkzaamheid is niet bewezen. Vaccinatie wordt in zijn algemeenheid niet aangeraden en beschermt niet tegen mutatie van het Feliene Coronavirus in een kat die al besmet is. Vaccinatie heeft waarschijnlijk alleen zin bij de bestrijding van FIP in een cattery.
Voor de cattery bestaat een bestrijdingsprogramma. In dit bestrijdingsprogramma kunnen kittens ingeënt worden, die op een leeftijd van 5 à 6 weken worden weggehaald bij poezen-moeders die positief getest werden op de ziekte.